Een korte vakantie om de Kenia-lijst uit te breiden
12 May 2015 · 9461 × bekeken
Nikolai van Beek woont al jaren in Kenia, een geweldig vogelland. Er stonden al 533 soorten op zijn Kenia-lijst. Gedurende een korte vakantie in eigen land afgelopen maart kon hij die lijst uitbreiden met tientallen interessante soorten. Bijgaand zijn relaas.
Tsavo West, Kenia, biedt een afwisselend landschap. Men rijdt vaak over geaccidenteerd terrein en er ligt veel puin van vulkanische oorsprong (Stephanie van Heck).
Het Keniaanse landschap is zeer gevarieerd en Kenia is dan ook een zeer goed land om vogels te kijken. Ik (Nikolai van Beek) woon er al acht jaar en heb door hard werken 533 soorten op mijn Kenia-lijst weten te krijgen. De meeste daarvan in de buurt van Makuyu, mijn woonplaats, 75 kilometer ten noordoosten van Nairobi en gelegen op het centrale hoogland. Natuurlijk heb ik ook wat parken bezocht, en wel met name Kakamega, het enige oerwoud dat Kenia rijk is.
Ik ben een matige vogelaar, mijn ogen zijn niet meer wat ze geweest zijn en de geluiden die ik herken zijn op de vingers van een hand te tellen. De tweede week van maart 2015 besloot ik een korte vakantie te nemen en de kust te bezoeken. Ik was daar al een paar keer eerder geweest, maar toen voornamelijk om in een hangmat te liggen luieren en niet zozeer om te vogelen.
's Ochtends om vijf uur ging ik op pad, want het is 650 kilometer rijden naar Malindi, het doel van mijn tocht. Al snel na het vertrek kreeg ik in de gaten dat ik én een kaart van Kenia én mijn zwembroek vergeten was. Beide zaken zijn erg gunstig voor het effectief vogels kijken. Ik zou ongetwijfeld verkeerd rijden. en de ervaring heeft me geleerd dat dat interessante plekjes met onverwachte vogels oplevert. Het sluit ook de mogelijkheid uit om kostbare tijd te verlummelen met snorkelen in de Indische Oceaan.
Halverwege op de 500 kilometer lange weg tussen Nairobi en Mombasa is een giraf aangereden. Een aantal Kenianen is al druk bezig hompen vlees van het dijbeen af te snijden. Even later kom ik op het idee om een uurtje of wat het Chyulu National Wildlife Park in te gaan. Het is intussen half elf en al bloedheet. Het gebied is gevuld met olifantenpoep en kreupelhout, waar losse en gevarieerde boomgroepen bovenuit steken.
Eén tamelijk bijzondere vogel heb ik goed gezien: de prachtige Eastern Paradise Whydah (Vidua paradisaea), met een paar veren dwars in de staart die vier keer zo lang zijn als het lichaam. Na deze excursie heb ik nog geprobeerd om Malindi aan de kust te bereiken, maar in Mtwapa (uitgesproken als "umtwapa") heb ik toch maar een hotel genomen.
Ik maakte een beginnersfout door uitgerekend op een zaterdagavond te kiezen voor een hotel waarachter een disco op het punt stond vol onder stoom te gaan. Van slapen kwam niet veel terecht, en om middernacht ben ik maar opgestaan om het nachtleven aan een nader onderzoek te onderwerpen. Mtwapa, eigenlijk een onooglijk dorp, is de "Sin City" van de Keniaanse kust. Vele Europeanen laten er zich graag verwennen. Veel oude, blanke baasjes zijn op een van de vele mogelijke manieren gekoppeld aan jonge Keniaanse dames. Het omgekeerde (blanke bazinnen met Keniaanse heren) is trouwens ook het geval, maar minder vaak heb ik het idee. Het oogt niet, maar ik hoop dat ze gelukkig zijn. Uiteindelijk werd de muziek om vier uur wat kalmer en heb ik toch nog een paar uurtjes kunnen slapen.
Crab Plover
Op zondagochtend ben ik al vogelend naar Malindi gereden, met als hoogtepunt de monding van Mida creek, dertig kilometer ten zuiden van Malindi, aan het begin van het Marine National Reserve. Het was laag water en het 400 meter brede modderstrand miegelde van de vogels. De Crab Plover (Dromas ardeola) is het uithangbord van Mida Creek. Ik heb er van de omstreeks 2.000 die er jaarlijks geteld worden tientallen gezien. Hoewel ik niet alle strandlopers kon identificeren heb ik er toch enkele aan mijn lijst toe weten te voegen. Daarnaast heb ik natuurlijk ook de Roseate Tern (Sterna dougallii) en Saunders Tern (Sternula saundersi) gezien, die er beide zeer algemeen zijn.
De Violet-backed Starling Cinnyrcinclus leucogaster is algemeen aan de Keniaanse kust, waar ze zich graag tegoed doen aan de vruchten van de neem boom (Azadirachta indica). Op de foto mannetje en vrouwtje (Henry Wainwright).
Na een uurtje of wat rondsjouwen door de modder heb ik een zeer smakelijke maaltijd laten bereiden door enkele ondernemende lokale jongelui. Op een houtvuur slaagden ze er in kingfish met mchicha (een lekkere Keniaanse bladgroente) en kokosnoot met rijst te bereiden. Deze maaltijd, met een fles lauw water, kostte me 600 shilling (ongeveer 6 euro).
Niet veel verder maar aan de andere kant van de weg ligt het Arabuko-Sokoke Forest, het grootste coastal forest van Oost-Afrika. Het woud herbergt enkele endemische soorten, namelijk Sokoke Scops Owl (Otus ireneae), Malindi Pipit (Anthus melindae), Amani Sunbird (Hedydipna pallidigaster) en Clarke's Weaver (Ploceus golandi), alsmede een aantal soorten die elders in Kenia zeer schaars zijn, zoals bijvoorbeeld de Pale Batis (Batis soror) en de bedreigde Spotted Ground-thrush (Geokichla guttata).
Johnson, een van de gidsen aldaar, vertelde me al dat de beste tijd om ze allemaal te zien de periode van augustus tot en met oktober is en dat we geluk zouden moeten hebben om de Clarke's Weaver te vinden.
Inderdaad, de volgende dag hoorde hij ze overvliegen, maar ik heb ze niet gezien. Deze vogel, net als de Amani Sunbird en de Pale Batis, zijn afhankelijk van de Brachystegia bomen, waarmee een gedeelte van het Arabuko woud bezaaid is. Overigens is de broedplaats van de Clarke's Weaver na lang zoeken pas twee jaar geleden ontdekt. Het bleek verrassenderwijs een moerasgebied buiten het park te zijn. De lokale bevolking gebruikt het riet uit het moeras als dakbedekking. Er worden nu pogingen ondernomen om het moeras te beschermen.
Twinspot
Johnson, mijn gids en een aanrader, beval me de volgende dag vroeg aanwezig te zijn, zodat we bij het krieken van de dag het woud in konden gaan. Zo gezegd zo gedaan. De eerste vogel die ik in de schemering zag was een mannetje Peter's Twinspot (Hypargos niveoguttatus), 15 meter voor de auto op de grond in het midden van het pad. Een zeer fraaie vogel! Niet zo zeldzaam als de Green-backed Twinspot (Mandingoa nitidula), maar toch een zeer aardig begin.
Liefst ga ik zonder gids het veld in, omdat het zelf ontdekken van een nieuwe soort zoveel meer plezier geeft dan er eentje uitgeduid te krijgen. Maar aangezien er olifanten in het park voorkomen is het niet toegestaan om zonder gids door de bossen te lopen, en de hele dag in de auto blijven is ook niet alles. Johnson, bleef dan ook om de haverklap stilstaan om te luisteren of er olifanten in de buurt waren.
We hebben veertig vogelsoorten gezien, waarvan er vijftien nieuw voor mij waren. Eentje daarvan heb ik zelf ontdekt: de African Barred Owlet (Glaucidium capense), een klein uiltje, dat zich zeer goed liet bekijken. Het bleek een lifer te zijn voor mijn gids. Een greep uit de daglijst: Lizard Buzzard (Kaupifalco monogrammicus), Trumpeter Hornbill (Bycanistes bucinator), Mombasa Woodpecker (Campethera mombassica), Malindi en Sokoke Pipits (Anthus sokokensis en A. melindae), Black Cuckoo-Shrike (Campephaga flava), Eastern Nicator (Nicator gularis), Terrestrial Brownbul (Phyllastrephus terrestris), Yellow-bellied Greenbul (Chlorocichla flaviventris), Red-tailed Ant-thrush (Neocossyphus rufus), Ashy Flycatcher (Muscicapa caerulescens), Pale Batis, Little Yellow Flycatcher (Erythrocercus holochlorus), Plain-backed Sunbird (Anthreptes reichenowi) en Chestnut-fronted Helmet-shrike (Prionops scopifrons).
En hoe zit het met de Sokoke Scops Owl, zult u zich misschien afvragen. Nou, dat zat niet goed. Johnson wist vijf roestplaatsen, waarvan twee in en drie buiten het park. Die in het park waren onbezet en die buiten het park waren verstoord door mensen die hout verzamelden voor het koken van de dagelijkse maaltijd. Jammer dus. Johnson zal weer een nacht op pad moeten om de uilen te volgen en hun nieuwe roestplaats te ontdekken.
Het was inmiddels half twee 's middags en hoog tijd om wat te eten. Op aanwijzing van Johnson vond ik in het nabijgelegen Gede het Jambo Café, wat er echt niet uit zag maar waar het eten zeer goed was. Buiten het café werd gedamd en een spel gespeeld met zaden in een plank met uithollingen erin. De naam van dit bekende spel ben ik toch weer vergeten. Ik heb even bij het dammen staan te kijken, maar de spelregels waren anders dan bij ons gebruikelijk. Te beginnen met het feit dat de schijven bestonden uit gele dan wel rode kroondoppen van colaflesjes.
Achteruit een meerslagzet uitvoeren mocht in ieder geval niet, en er werden nog wat andere onduidelijke dingen gedaan. Wat me wel duidelijk werd was dat de kroondop bij elke zet met kracht op het bord geknald moest worden. Ik heb de uitnodiging om een spelletje te spelen af moeten slaan omdat ik naar binnen werd geroepen, waar mijn patat met peppersteak klaar stond. Daarna terug naar mijn hotel in Malindi om wat uit te rusten, want voor de volgende dag had ik met Johnson afgesproken naar het Sabaki River Estuary en nog enkele andere plekken te gaan.
Het Breeze Point hotel is volgens mij een van de beste deals in Malindi: een dakterras, een goede keuken, zelfs voor Keniaanse begrippen zeer vriendelijk personeel en schone comfortabele kamers, voor 8 euro (eenpersoonskamer, zonder ontbijt). Het hotel is te vinden aan de zuidelijke rand van de stad, een kilometer voor de ingang van het vliegveld. Voor de liefhebbers zijn er in Malindi echter ook verscheidene hotels van honderd en veel meer euro's per nacht te vinden.
Rosy-patched Bush-shrike Rhodophoneus cruentus (Wietze Janse).
White-eye
Om zes uur de volgende ochtend was Johnson per matutu en in het bezit van een telescoop naar het hotel gekomen en gingen we op pad. De Sabaki rivier mondt enkele kilometers ten noorden van Malindi uit in de oceaan. Zonder Johnson had ik de afslag nooit gevonden. Mijn auto hebben we op het erf van een boerderij geparkeerd, want volgens Johnson komt het wel eens voor dat opgeschoten jongens de banden van in het openbaar geparkeerde auto's leeg laten lopen. Natuurlijk heb ik na afloop de boerin een gepaste fooi gegeven.
We zijn al vogelend naar de duinen gelopen, waar het een vogeldrukte van belang was. Ik had graag de Black-bellied Sunbird (Cinnyris nectarinioides) gezien, die me een keer of drie in een dicht acaciaboompje werd aangewezen. Maar het beestje was te vlug of ik te traag. Hetzelfde gold voor de Spotted Ground-thrush. In een bosje verscholen kwam hij een keertje, en maar heel eventjes, kijken naar 'who the hell was trying to imitate its call'. Ook gemist dus.
Toch heeft de slome nog wel wat aardige vogels gezien: Red-fronted Tinkerbird (Pogoniulus pusillus), Violet-breasted Sunbird (Cinnyris chalcomelas), de prachtige Northern Carmine Bee-eater (Merops nubicus), Golden Palm Weaver (Ploceus bojeri), om er maar enkele te noemen. Het hoogtepunt voor mij was echter de Abyssinian White-eye (Zosterops abyssinicus), al was het alleen maar omdat ik die zelf ontdekt heb, terwijl de gids even een plasje aan het plegen was. Mijn enige kans, en die heb ik ook aangegrepen!
Vanuit de duinen is het maar een paar meter naar het strandlopergebeuren. Het waren voornamelijk dezelfde soorten als in Mida Creek, maar hier waren meer sandpipers, waarvan ik alleen de Spotted Redshank (Tringa erythropus) niet gezien heb. Ook waren er een 40-tal flamingo's, zowel Greater (Phoenicopterus roseus) als Lesser (P. Minor), een Pink-backed Pelican (Pelecanus rufescens) en African Spoonbills (Platalea alba) te zien.
Zeer tegen het advies van Johnson had ik mijn schoenen aangehouden tijdens het door de modder banjeren. Goede raad, want terug bij de auto had ik moeite om mijn schoenveters te vinden in de klomp van een geschatte vijf kilo modder. De schoenen moeten namelijk wel uitgedaan worden voordat je ze weg kunt gooien.
De Gongoni zoutpannen liggen weer iets noordelijker. Helaas bleek dat er een van te voren aangevraagde, speciale pas nodig was om erin te komen. Met 15 euro smeergeld zou het ook zonder pas kunnen, vertrouwde de Masai askari (wachtpost/bewaker) ons toe, maar dat heb ik geweigerd. Eigenlijk niet zozeer uit principe, want na acht jaar Kenia ben ik niet meer zo principieel.
We zijn toen maar terug gereden naar Malindi baai. Dat bleek een goede greep, want daar hebben we nog enkele aardige sterns en meeuwen gezien, waaronder de Caspian Tern (Hydroprogne caspia) en de Heuglin's Gull (Larus heuglini), nieuw voor mij in Kenia, alsmede de Sooty Gull (Ichthyaetus hemprichii) en Lesser en Greater Crested Terns (Thalasseus bengalensis en T. Bergii). Hier bleek Johnson, een kanon in het woud, toch ietsje minder sterk in de zeevogels. Maar nog altijd vele malen beter dan ik.
Johnson is vader van vier kinderen, waarvan de eerste een jongen, gevolgd door drie meiden. In antwoord op mijn opmerking dat het nog duur zou worden aan schoolgeld zei hij dat hij nog graag een tweede zoon had gehad, maar "the wife is too strong". Hij is geboren in Gede, waarover later meer. Hij volgt in de avonduren nog een cursus Italiaans en is een freelance gids in Arubuko-Sokoke forest. Hij moet het hebben van toeristen, voornamelijk vogelaars, maar ook van geïnteresseerden in bijvoorbeeld vlinders en planten, want hij is van alle markten thuis. Naast toeristen zijn er dan ook nog de onderzoekers (bio-diversity), voornamelijk buitenlandse, die hem soms voor een week of wat inhuren.
Agressieve Sykes
Het toerisme is de laatste jaren zeer hard achteruit gegaan in Kenia, vanwege al dan niet terechte veiligheidsoverwegingen en volgens Johnson ook vanwege Ebola. En dat terwijl Kenia ruwweg net zo ver van het getroffen gebied in West-Afrika ligt als West-Europa. Hij vertelde dat er de laatste tijd niet veel toeristen het woud in gaan, en dat hij soms wel eens een week zonder werk is. Zijn tarieven zijn als volgt: de eerste drie uur 18 euro, daarna 2 euro per uur. Hij heeft van mij voor twee dagen (met inbegrip van fooi) ruim 60 euro gehad, wat bijna net zoveel is als een losse landbouwhulp in een maand verdient. Maar die hebben het dan ook zeker niet breed in Kenia.
Nadat ik Johnson had afgezet ben ik nog even de ruïnes van Gede gaan bezoeken, aangezien dat met zijn zeer oude en natuurlijke vegetatie ook een aanbevolen vogelbestemming is. Gede was een Arabische nederzetting uit de 12de eeuw en is in de 17de eeuw weer verlaten, men denkt mede omdat de waterbronnen waren uitgeput. Het is op bepaalde plekken nog redelijk intact.
Ik heb de auto geparkeerd onder het toezicht van een Sykes monkey, die toen ik uit wilde stappen ook meteen op de auto sprong en door het raam naar binnen wilde klimmen. Ik heb dat net op tijd weten te verhinderen. Dat was maar goed ook, want het bleek een zeer agressief type te zijn, dat ik niet van de auto kon jagen. Hij liet me zijn tanden zien. Ongeruste bijstanders waarschuwden me dat deze aap zou bijten. Er moest een Keniaan aan te pas komen om het beest weg te jagen. Verderop zaten nog verscheidene Sykes, sommigen met jongen, en daar kon je wel rustig op een meter voorbij lopen zonder dat ze iets deden.
Vlak na de ingang vond ik een plaat met daarop: This tree was planted in 1991 by his Royal Highness Bernhard, Prince of the Kingdom of the Netherlands. Het was vreemd genoeg een acacia, en intussen morsdood. Het was laat en ik ben eigenlijk het park doorgehold zonder veel vogels te zien. Wel heb ik de Golden-rumped Elephant Shrew (Geelstuit Olifantspitsmuis, Rhynchocyon chrysopygus) goed gezien. Een miniatuur olifantje, dat inderdaad meer aan de olifanten verwant is dan aan de shrews.
Tijdens mijn bezoek aan de ruïnes had ik ook nog een klein ongelukje in de onderbroek. Kennelijk was het lekkere eten toch niet helemaal koosjer geweest. Dus snel met samengeknepen billen naar het hotel, wassen en rap naar bed, want de volgende ochtend wilde ik vroeg op pad om naar Voi te rijden.
Temminck's Courser
Vanuit Malindi kom je na 110 kilometer zandweg bij de ingang van Tsavo East, een enorm groot wildpark, waarna het nog 130 kilometer genieten is tot de uitgang in Voi. Om zes uur, na een kop koffie en een gebakken eitje in een lokaal etablissement, wist ik de afslag in Malindi niet te vinden. Even aan een motorrijder vragen, want deze jongens die in Kenia het openbaar vervoer op de zandwegen voor hun rekening nemen weten zulke zaken natuurlijk wel. Hij wist het inderdaad en wilde zijn motor ter plekke achterlaten en met me meegaan om me op het rechte pad te houden. Maar dat wel onder de voorwaarde dat ik hem een baan in mijn woonplaats zou bezorgen. Na enig gekeuvel wist ik hem van dat plan af te brengen en ging ik vol goede moed op weg.
Tsavo East, Kenia. Dit gebied bestaat voor het overgrote deel uit vlakke savanne met verspreide kleine boompjes, waaronder veel acacia soorten (Stefanie van Heck).
Ik had er nog aan gedacht om een flinke voorraad drinkwater in te slaan; het zou heet en stoffig worden. Benzine, daar dacht ik pas aan toen ik al een flink eind op weg was. Na een dertigtal kilometers kwam er gelukkig een dorpje in zicht, maar ik zag geen pomp. Toch maar gestopt omdat ik het vermoeden had dat dit wel eens de laatste kans op tanken zou kunnen zijn voor de komende 200 kilometer. Dat klopte, werd me verteld, en hoewel er in het dorpje geen pompstation was bleek ik toch benzine te kunnen kopen. Afgeleverd in colaflessen en nog goedkoper dan in Nederland ook.
Nu kon me niets meer gebeuren en ik hobbelde met een vaart van 30 kilometer per uur over de wasbordweg richting Voi. De weg naar de parkingang is eenzaam, met aan beide kanten voornamelijk dor kreupelhout en hier en daar een paar hutjes van zeer arme lieden die proberen te boeren. Niet alleen mislukt de oogst vaak omdat de regens uitblijven, ze hebben ook nog te kampen met grote troepen quelea's, vogels die net als de boeren ook weinig te eten hebben en een flink deel van de schamele maisoogst opeisen. Ik heb een viertal troepen van tenminste honderd Red-billed Quelea's (Quelea quelea) gezien. Ook heb ik nog een merkje kunnen zetten op een akelig lege pagina in mijn vogelboek (Birds of East Africa, Terry Stevenson en John Fanshawe). Het betrof de Temminck's Courser (Cursorius temminckii), die verassend moeilijk te vinden is in het droge, gele gras.
Om een uur of elf kwam ik bij de poort. Na betaald te hebben koos ik ervoor om grotendeels de Galana rivier te volgen. Het kreupelhout had intussen plaats gemaakt voor dor gras waarop het grote wild graast, afgewisseld met hier en daar een manshoog acacia boompje. Vlak naast de rivier staan wat grotere, groene bomen. In dit landschap trekt een rivier natuurlijk wild en vogels. Ik heb vanaf een hoge oever olifanten, buffels en gazellen zien drinken en baden. De olifanten sluiten het bezoek aan de rivier graag af met een modderbad.
Ook waren er veel roofvogels. Enkele die ik herkend heb zijn de Eurasian Marsh Harrier (Circus aeruginosus), Montagu's Harrier (C. pygargus), Pallid Harrier (C. macrourus), Eastern Chanting Goshawk (Melierax poliopterus) en Tawny Eagle (Aquila rapax), die verkoeling zochten met pootje baden in de ondiepe rivier. Daarnaast vlogen er ook nog wat Palm-nut Vultures (Gypohierax angolensis) en White-headed Vultures (Trigonoceps occipitalis), maar het gaat niet zo goed met de gieren in Oost Afrika heb ik me laten vertellen.
Een stuk verder heb ik de prachtige en machtige Martial Eagle (Polemaetus bellicosus) van dichtbij gezien, evenals de Secretary Bird (Sagittarius serpentarius)en de Common Ostrich (Struthio camelus). Ook de European Roller (Coracias garrulus) heb ik goed bekeken. Zowat de hele Europese populatie trouwens. Een prachtig beest, daar niet van, maar als je er honderd hebt gezien die voor zich uit starend boven in een klein boompje zitten is het mooie er wel een beetje vanaf. Overigens heb ik van de Afrikaanse scharrelaars maar een exemplaar gezien: de Lilac-breasted Roller (Coracias caudatus).
De schitterende Lilac-breasted Roller Coracias caudatus (Wietze Janse)
Ook heb ik kunnen genieten van het interessante samenspel tussen de Abdim's Stork (Ciconia abdimii) en de Carmine Bee-eater. Een waarschuwing is hier op zijn plaats. Ik ga het hebben over gedrag, en de keiharde twitcher wordt aangeraden dit stukje over te slaan... In het spaarzame dorre gras liepen drie Abdim's Storks naast elkaar, de ogen strak op de grond gericht. Dit was vlak naast mijn auto. Ze trokken zich niets van mijn aanwezigheid aan. Na een meter of 30 keerden ze tegelijk om, om de naastgelegen strook gras uit te kammen.
Dit herhaalde zich een aantal keren, terwijl vlak voor iedere ooievaar een Carmine Bee-eater fladderde, soms bijna biddend en dan zich omkerend om met een wijde boog weer terug naar zijn eigen stork te vliegen. De ooievaars joegen kennelijk zo nu en dan insecten op. Ik heb zeker een kwartier staan kijken, en in die tijd maar één keer een ooievaar iets zien oppikken. De bijeneters hadden wat meer succes, maar het was volgens mij geenszins overweldigend. Overigens had ik eerder die dag een andere bijeneter, de Blue-cheeked Bee-eater (Merops persicus), tot mijn verrassing in het water zien duiken. Niet diep, maar het leek op veel meer contact dan nodig was om insecten van het oppervlak te pikken. Ze zullen toch geen kleine visjes grijpen?
Nog in het park, een paar kilometer voor de uitgang, ben ik gestopt bij een luxueus hotel om een biertje te drinken. Het lag er verlaten bij en de ober had alle tijd om een praatje met me te maken. Wat hij dacht als hij een toerist een maaltijd van 40 euro naar binnen zag werken? Hij zei dat hij in twee heel verschillende werelden leefde en zich daar elke keer weer opnieuw op instelde. Van 40 euro kon zijn familie een maand eten, met nog geld over. Hij verdiende zelf niet zoveel, maar genoeg om zijn gezin, dat in Nyeri op 750 km afstand woonde, te onderhouden.
In Voi vond ik een hotel, waar de eigenaar me zeer trots rondleidde in de kleine en spartaans ingerichte kamer.
De Bateleur Terathopius ecaudatus lijkt op het eerste gezicht achteruit te vliegen (Wietze Janse).
Bateleur
De volgende ochtend ben ik het park weer ingegaan, met het plan om het vijftig kilometer noordelijker te verlaten, de Nairobi-Mombasa-weg over te steken en Tsavo West te bezoeken. Toch nog enkele leuke vogels gezien. Met als hoogtepunt de Bateleur (Terathopius ecaudatus), een beetje vreemde arend, die op het eerste gezicht achteruit lijkt te vliegen. Ik zag er vijf uit een boom opstijgen. Verder waren er nog Vulturine Guineafowl (Acryllium vulturinum), Helmeted Guineafowl (Numida meleagris) en Black-faced en Yellow-throated Sandgrouse (Pterocles decorates en P. gutturalis) te zien.
Bij een klein meertje stonden twee Landrovers van waaruit jongedames zaten te turen naar de honderden (koe)reigers in een grote boom. Denk ik. Achter op de auto's stond met grote letters "Research, do not follow". Ze groetten overigens zeer vriendelijk.
Het wat kleinere Tsavo West heeft een geheel ander karakter dan Tsavo East. Het is heuvelachtig en meer begroeid. Daar heb ik later op de dag onder andere de Namaqua Dove (Oena capensis), Violet-breasted Wood-hoopoo (Phoeniculus damarensis), vier soorten Hornbills, Rosy-patched Bush-shrike (Rhodophoneus cruentus), Fisher's starling (Spreo fischeri), Yellow-bellied Waxbill (Coccopygia quartinia), Straw-tailed Whydah(Vidua fischeri), Blue-capped Cordon-blue (Uraeginthus cyanocephalus) en Black-capped Social-weaver (Pseudonigrita cabanisi) gezien, alsmede enige grote en interessant uitziende gazellensoorten die ik niet kon thuisbrengen.
Ik denk dat ik ook de Madagascar Bee-eater (Merops superciliosus) heb gezien, maar er was zoveel tegenlicht dat ik er niet zeker van ben. Een grote Baobab boom was versierd met langwerpige ruwe bouwsels, bestaande uit een breiwerk van nesten van de zeer luidruchtige Red-billed Buffalo-weaver (Bubalornis niger). Het deed me denken aan rijtjeshuizen, niet keurig in de rij zoals in vorige eeuw in Nederland gebruikelijk was, maar met willekeurige bochten erin. Sociale woningbouw dus, maar dan ietsje interessanter van opzet.
Gewapend
De laatste dag en op weg naar huis kwam ik op het ongelukkige idee om Nairobi te vermijden via een shortcut door Kamba land. Zonder kaart kwam het gezegde 'shortcuts make for long delays' weer eens uit. Ik reed verscheidene keren verkeerd, al met al ruim meer dan honderd kilometer extra, maar wel door een prachtig landschap van steile heuvels, doorsneden met diepe dalen.
Te midden van het niets, op een verlaten zandpad, hielden drie gewapende agenten me aan. Of ik lunch voor hen kon betalen; ze hadden honger en dorst. Dat zou 500 shilling (ongeveer 5 euro) gaan kosten. Ze waren zo vriendelijk, en in ruil voor de lunch zouden ze over mijn veiligheid waken terwijl ik door hun streek reed. Hoe ze dat dachten te doen heb ik maar niet gevraagd. Ik had niet kleiner dan 1.000 shilling, en nadat ik het wisselgeld gezien had hebben we gelijk overgestoken.
Vier uur later dan gepland, doodmoe maar veel ervaringen rijker kwam ik weer thuis, met het vaste voornemen om Google maps op mijn telefoon te zetten. In zes dagen had ik ruim meer dan 200 soorten gezien, waarvan 36 nieuw voor mij in Kenia. Niet gek voor een amateur, lijkt me.
Nikolai van Beek
De Secretary Bird Sagittarius serpentarius is te zien in Tsavo East (Wietze Janse).