Keniase vogelaaravontuurtjes
28 July 2016 · Nikolai van Beek · 5992 × bekeken
Mijn trip had een stuk beter kunnen beginnen. Netanyahu, de premier van Israël, was op bezoek bij Uhuru Kenyatta, de president van Kenia. Die twee verdienen elkaar, en tot zover prima wat mij betreft. Minder fijn echter was dat ik een van mijn collega’s had beloofd om hem in Nairobi af te zetten en dat de stad was veranderd in een enorme parkeerplaats. Veel wegen waren afgezet ten gerieve van de veiligheid en ongehinderde doorgang van de Iraëlische premier. Hij maakte er 's avonds op tv een grapje over: “I have heard that there were traffic jams all over Nairobi. I have been driven around and we had no problem at all”. Een niet onaardige, maar wel ongepaste grap, die werd gevolgd door een halfhartige verontschuldiging aan de driehonderdduizend gestrande commuters. Voor mij betekende het ook vier uur vertraging aan het begin van mijn vogelvakantie.
Grote groepen flamingo’s verhuizen regelmatig van het ene naar het andere zoutmeer in de Great Rift Valley, maar er zijn er altijd veel op Lake Bogoria te vinden (Judith Owen)
Ik arriveerde niettemin laat in de namiddag op mijn eerste bestemming, Lake Bogoria, een zoutwatermeer in de Great Rift Valley, iets boven het midden van Kenia gelegen. Het meer is omgeven door kleine en middelgrote acaciaboomsoorten en struiken, die redelijk standhouden in een droog klimaat. Er is natuurlijk een resort vlakbij, maar ik vond het te prijzig en heb geslapen in “hotel” Zacharias, vlak bij de ingang van het park. Het was erg goedkoop, maar zeker geen aanrader. Het meer, ik schat zo’n kilometer of twaalf lang, is onder vogelaars bekend om zijn rijkdom aan zowel Lesser (Phoeniconaias minor) als Greater Flamingo (P. ruber), terwijl de breder georiënteerde natuurliefhebber ook graag naar de Greater Kudu (Tragelaphus strepsiceros) zoekt, een antiloop die in Oost-Afrika alleen hier vertoeft. Ik had het voorrecht om er drie vlak naast de weg te zien, en we hebben elkaar langdurig en nauwkeurig bekeken.
Het was voor mij onmogelijk te schatten hoeveel flamingo’s aanwezig waren, maar de halfjaarlijkse tellingen lopen soms op tot 1,7 miljoen; ook nu was het meer roze gekleurd. Tot mijn schande moet ik bekennen dat ik een kwartier lang gefascineerd heb zitten kijken naar een vrij klein vogeltje vlakbij, en dat zonder het te kunnen identificeren. Ik denk dat het de White-tailed Crested Flycatcher (Trochocercus albonotatus) geweest moet zijn, maar ik heb de witte staartpunten niet gezien. Het beestje leek eigenlijk meer op een White-bellied Crested Flycatcher (T. albiventris), maar die komt duizend kilometer verder in het westen voor. De vogel was verwikkeld in een spectaculair baltsgedrag; onder andere een snelle, zwiepende duikvlucht van de ene in de andere boom in een neerwaartse scherpe lus, terwijl het vrouwtje, laag in het struikgewas, aanmoedigende tsjok-geluiden maakte.
De Dark Chanting Goshawk Melierax metabates (Judith Owen)
Eigenlijk heb ik in Bogoria tussen mijn vijftig soorten niet echt iets zeldzaams gezien. Wel enkele fraaie vogels: De Eastern Violet-backed Sunbird (Anthreptes orientalis) en een paartje Dark Chanting Goshawks (Melierax matabates), vlakbij en naast elkaar op een dode tak. Een plaatje, maar zoals gebruikelijk had ik geen fototoestel bij me.
’s Middags ben ik naar Lake Baringo gereden, een 30-tal kilometers noordelijk van Lake Bogoria. Dit is een zoetwatermeer met een oppervlakte van 164 vierkante kilometer. De onder birders bekende kampeer- en hotellocatie is Robert’s Camp, gelegen aan de waterkant, maar ik koos deze keer voor een hotelletje aan de overkant van de weg waar ik de enige gast was. Het toerisme lijdt in Kenia nog steeds onder het terrorisme.
Een plaatje om een indruk te geven van Lake Baringo, met aalscholvers in de voorgrond (Nikolai van Beek)
Bij het meer aangekomen werd ik meteen aangeklampt door een jongeman die me vertelde dat hij leraar was in Engels, wiskunde en “science” en hij vroeg om geld. Omdat ik al lichtelijk geïrriteerd was doordat iemand even eerder om geld gevraagd had, heb ik hem toegebeten dat ik zelf daktari was in science en dat ik niet heel Kenia kon onderhouden. Diep, zeer diep, schaam ik me hiervoor. Terwijl ik hierover later zat na te denken om uit te pluizen wat me bezielde om deze man op die manier af te blaffen herinnerde ik me twee andere voorvallen met Nederlanders die wellicht enig licht werpen op onze volksaard. Een Nederlandse weldoener (ik zal geen namen noemen), die juist een paar honderd duizend euro’s aan een kindertehuis had geschonken, was aanwezig op de officiële gelegenheid om de schenking te vieren. Een Keniaanse spreker eindigde met de mededeling dat de weldoener ook graag een woordje wilde zeggen. Hierop sjokte onze filantroop met een trompet in zijn hand het podium op, blies een niet helemaal zuivere toon, knikte beleefd naar het publiek en ging weer rustig op zijn plaats in de eerste rij zitten. Fantastisch! Het andere geval betreft een Nederlander die in een technische vergadering over bevloeiïngsystemen zijn praatje als volgt begon (door mij vertaald uit zijn gebrekkige versie van het Engels): "Ik heb zeer veel gestudeerd aan de universiteit, maar jullie hoeven me geen doctor te noemen, ik ben gewoon Piet voor jullie ..." Wat een drol, zo bont had ik gelukkig net niet gemaakt!
De Superb Starling Lamprotornis superbis is zeer algemeen in Kenia, maar toch erg mooi (Judith Owen)
Genoeg hierover, het gaat tenslotte over vogels. Men kan per boot het meer op en talrijke watervogels zien, alsmede de roestplaats van de Verreaux Eagle-Owl (Buba lacteus), die overigens niet thuis was. Verder zijn er vanzelfsprekend de Great and Long-tailed Cormorants (Phalacrocorax carbo en P. africanus) aanwezig, de African Darter (Anhinga rufa) en verscheidene reigers, waaronder de African Goliath Heron (Ardea goliath) die natuurlijk moeilijk te missen is. Een dertigtal African Open-billed Storks (Anastomus lamelligerus) in formatie in de lucht is ook een heel aardig gezicht. Er zijn nogal wat lieden die zich als vogelgids aanbieden, maar ik koos voor Moses, van het “Community Project”. Hij is een jongere broer van Cliff Williams, een bekende Keniaanse vogelexpert die helaas veel te vroeg overleden is. Moses bleek een zeer goede keuze!
Behalve vogels heeft het plaatsje niet veel te bieden. De werkloosheid is schrikbarend hoog en is nog verergerd door de malaise in het toerisme. Er is nog wel een steile, kilometerslange rotswand, die als achtergrond in een Italiaanse film – “Womo Bianco”, hetgeen volgens Moses “White man” betekend - heeft gefigureerd. Deze 75 meter hoge rotswand wordt ook jaarlijks bezocht door een team Oekraïense klimmers.
De volgende ochtend gingen we bij het eerste daglicht op pad. Terwijl we naar de roestplaats van de Nubian Nightjar (Caprimulgus nubicus) lopen volgen de vogels in rap tempo: Pygmy Falcon (Polihierax semitorquatus), African Pygmy Kingfisher (Ispidina picta), Beautiful Sunbird (Cynniris pulchella), Magpie Starling (Speculipastor bicolor), Vitelline Masked Weaver (Ploceus velatus), Hemprich’s Hornbill (Tockus hemprichii), Yellow-spotted Petronia (Petronia pyrgita), Wattled Starling (Creatophora cinerea) en nog veel meer goeds.
De Nubian Nightjar (Caprimulgus nubicus) blijkt op zijn vaste stek op de grond te zitten en opent waakzaam een oog, maar beweegt verder niet. Daarna gaan we naar de voet van de rotswand om de Brown-tailed Rock Chat (Cercomela scotocerca) te zien. Het is een saai grijsbruin getint vogeltje en zijn zang zal ook geen prijzen winnen. In de gids “Birds of East Africa” is het dan ook onder “Dull resident chats” geclassificeerd en wordt de zang als “formless and unattractive” beschreven. Maar toch was ik erg blij het beest aan mijn lijst toe te voegen. Tegen de achtergrond van de rotswand fladderden talloze Rock Martins (Hirundo fuligula) en vlogen Bristle-crowned en Red-winged Starlings (respectievelijk Onychognathus salvadorii en O. morio) heen en weer. Tientallen Rock Hyraxes (Procavia capensis) klimmen moeiteloos door de spleten in de rotswand en rondom ons zingen de White-browed Scrub-robins (Cercotrichas leucophrys) continu, de Red-fronted Tinkerbirds (Pogoniulus pusillus) tinkeren er lustig op los en dat alles onder het toeziend oog van de Rufous-crowned Roller (Coracias naevia). Kortom, het was genieten, alleen jammer dat de Spotted Eagle-Owl (Bubo africanus) niet op een van zijn twee bekende roestplaatsen te vinden was en ook het nest van de Verreaux’s Eagle (Acquila verrauxii), halverwege de rotswand gelegen, niet bezet was.
Grey-backed Fiscal Lanius excubitoroides (Judith Owen)
Ik heb daarna samen met Moses en zijn leerlingvogelaar (Noah) koffie gedronken bij Mama Linah. Al snel werd ons gezelschap uitgebreid met meer belangstellenden: een voormalige tourgids en de knaap die ik de vorige dag afgebekt had. Deze laatste stonk naar de drank, hetgeen mijn schaamte een heel klein beetje verminderde. De tourgids, die overigens nog redelijk wat Nederlands sprak, vertelde dat hij aan twee van mijn landgenoten een aantal jaren geleden Kenia had laten zien. Dat bleken Herman Brood en Anton Heijboer en te zijn. “Vijf vrouwen” zei hij met nadruk en bewondering, hoewel dat voor Kenianen toch eigenlijk niet bijzonder is. Op het einde van de trip had hij ze ook mee naar Baringo genomen en daar zeiden ze dat ze graag iets voor hem wilden doen. Bij hem thuis aangekomen had Mister Brood een pot verf ter hand genomen, de verf tegen de muur gesmeten en zijn handtekening onder de grote vlek gezet. Onze gids was zeer ontstemd en heeft spoedig daarna de muur overgeschilderd. Mister Heijboer had ook een kunstwerk in petto. Hij nam een aantal kleurpotloden in zijn vuist, schetste een ruwe cirkel op een groot vel papier en signeerde het werk. Helaas is dat kunstwerk kwijtgeraakt. Erg jammer, ik denk dat beide enigszins arrogante markeringen van deze bekende Nederlandse artiesten voor de straatarme gids wellicht van financiële betekenis hadden kunnen zijn.
De trip van Lake Baringo naar Kakamega National Forest, ongeveer 70 kilometer ten noorden van Lake Victoria, is lang maar voor het grootste gedeelte wonderschoon. Je rijdt eerst via Marigat (inderdaad: een gat) naar Cabernet en dan naar beneden de laaggelegen Kerio Valley in en daarna weer steil omhoog naar Iten, gelegen op ongeveer 3500 meter. Iten, “Home of the Champions” is het dorp dat bij laatste telling vier wereldkampioenen atletiek in de middel- en langeafstandloopnummers rijk was. Het zijn allemaal leden van de Kalenjinstam; ze hebben een grote borstkas, waaronder zeer weinig buik en lange en dunne benen. Dat, gecombineerd met grotehoogtetraining, moet het geheim zijn.
Cliff Chat Myrmecocichla arnoti (Judith Owen)
Nederlandse toppers en subtoppers trainen ook wel eens in Iten, maar het zou me verbazen als ze de derde-echelon Kenianen bij kunnen benen.
‘s Avonds, vermoeid aangekomen in het dorpje Malawa, een kilometer of acht ten noorden van de ingang van Kakamega National Forest, heb ik in een lokaal cafeetje een welverdiende Guiness gedronken. Een van de serveersters, een twintigjarige Oegandese schone, pas een week in Kenia, kwam een praatje met me maken. Ze was de jongste in een gezin van tien kinderen, er was geen geld voor scholing geweest en ze was nu in Kenia om wat te verdienen want hier liggen de salarissen hoger dan in Oeganda. Haar plan was om een paar maanden in de kroeg te werken, intussen een echte baan te vinden en dan met dat geld in Oeganda een paar koeien te kopen en een “business woman”, zoals ze dat noemde, te worden. Een goed, maar moeilijk uitvoerbaar plan; in de kroeg verdient ze 5000 Keniase shilling (ongeveer 44 Euro) per maand en zo nu en dan wordt er getipt. Omdat de werkloosheid in West-Kenia zeer hoog is zal ze bijvoorbeeld naar Nairobi moeten gaan om een baan te vinden. Banen, vooral voor ongeschoolden, worden doorgaans aan familie en vrienden gegeven. Haar collega’s, zo vertelde ze me, verdienden allemaal bij door met caféklanten naar bed te gaan. Zij deed dat niet. Ze leek me bijzonder oprecht en ook een beetje naïef. Ik heb haar het allerbeste toegewenst en ik hoop voor het meisje dat ze haar doelen kan verwezenlijken zonder in Kenia in de wijdverbreide prostitutie verzeild te raken.
Kakamega Forest is een restant van het oerwoud dat eens van het Congobekken door Oeganda tot in West-Kenia strekte. In het centrale gedeelte van Oeganda is het woud intussen grotendeels gekapt. Kakamega Forest bestaat uit secundair en primair oerwoud. Uit het primaire woud zijn tot in de jaren zeventig door de Engelsen hardhoutsoorten geveld en er is zeer weinig mahonie en wat meer teakhout overgebleven. Het zijn echter nog steeds mooie bossen, met 300 standvogels, 500 van de meer dan duizend Keniaanse vlinders, bijna 40 slangensoorten, ik meen een vijftal apensoorten en enkele antilopen die elders in Kenia niet te vinden zijn. En daar loop ik, eenvoudige Nederlandse knutselaar, zomaar vrij in rond. Wat een privilege!
Solomon is al jaren mijn vaste gids ter plekke. Hij is een kenner van vogels, vlinders, slangen en planten. De eerste dag gaan we, op mijn verzoek, vogelen rondom het gedeelte van het woud dat onder beheer van de Kenyan Forest Service staat. Dat was geen slecht idee want ik heb er twee nieuwe soorten gezien: De spectaculaire, 75 cm lange en ietwat koddig gekuifde Great Blue Touraco (Corythaeola cristata) en de Yellow-billed Barbet (Trachylaemus purpuratus). Het hielp natuurlijk dat Solomon de geluiden goed kende, maar gelukkig heb ik me de vogels niet hoeven laten aanwijzen. Twee andere grote barbets, de Grey-throated en de Double-toothed Barbet (Gymnobucco bonapartei en Lybius bidentatus) waren een prettige bijkomstigheid. Een vrij willekeurige greep uit de rest levert het volgende lijstje op: Long-crested Eagle (Lophaetus accipitalis), Diederik Cuckoo (Chrysococcyx caprius), White-headed Saw-Wing (Psalidoprocne holomelas), Chubb’s Cisticola (Cisticola chubbi), Black-collared Apalis (Apalis pulchra) en Luedher’s Bush-shrike (Laniarius luedheri). En dan heb ik nog de Compact Weaver (Ploceus superciliosis) weten te missen omdat ik te druk was met het identificeren van vogels die ik al wel eerder had gezien in Kenia. Overigens heeft een Engelse dame mijn uitspraak van cisticola gecorrigeerd. Ik, in mijn grenzeloze onnozelheid, liet het rijmen op coca cola, maar het blijkt dat de klemtoon op “ti” ligt, waarvan akte.
De vrij schuwe Black-crowned Tchagra Tchagra senegala (Henry Wainwright)
Na een goede nachtrust in de voortreffelijke, gastvrije en goedkope (15 euro) Forest Inn Lodge in Malawa, komt het grote werk in het park zelf. Vier apen heb ik gezien, Red- en Blue-tailed Monkey (Cercopithecus ascanius en C. mitis), de Black-and-white Colobus Monkey (Colobus angolensis) en natuurlijk de onvermijdelijke Baviaan (Papio cynocephalus). Ik heb ook nog in korte tijd, met de zeer kundige hulp van Solomon, een zestigtal vogelsoorten weten te identificeren.
Een niet helemaal geslaagde foto van de Great Blue Turaco (Corythaeola cristata), maar deze lummels laten zich niet graag fotograferen (Judith Owen)
Hoogtepunten waren de Narina Trogon (Apoloderma narina) en de Blue-headed Bee-eater (Merops muelleri); beide zijn zeer de moeite waard en heb ik heb ze dan ook langdurig bezichtigd. De White-spotted Flufftail (Sarothrura pulchra) hebben we gehoord, maar die liet zich niet zien. De machtige Black-and-white-casked Hornbill (Bycanistes subcylindricus) vloog een paar keer over en de Yellow-spotted Barbet (Buccanodon duchaillui) was makkelijk te vinden in het loof vanwege de felgele vlekken die afsteken tegen de pikzwarte veren. Dat lag wel even anders wat betreft de greenbuls. Deze vogels zijn een “pain in the neck”, letterlijk en figuurlijk. De greenbuls laveren onopvallend en hoog in het gebladerde en zijn meestal slechts enkele momenten te zien. In die korte tijd moet je dan met de verrekijker bijna loodrecht omhooggericht de subtiele verschillen tussen de 35 soorten green- en brownbuls in Oost-Afrika geobserveerd hebben. In mijn geval moet dat gebeuren zonder al te veel hulp van het geluid dat ze maken. Omdat ze deze keer niet een voor een in beeld waren, zoals ik het graag zie, maar veelal tegelijk, heb ik er verscheidene gemist. Een daarvan was de Honeyguide Greenbul (Bacopogon indicator), die ik nog nooit eerder had gezien en die zeker niet algemeen is in Kakamega. Wel heb ik de Yellow-whiskered Greenbul (Andropadus latirostris), Little greenbul (A. virens), Cabani’s greenbul (Phyllastrephus cabanisi), Joyful Greenbul (Chlorocichla laetissima), Yellow-throated Greenbul (C. flavicollis) en Red-tailed Bristlebill (Bleda syndactyla) gezien. Solomon heeft er nog een drietal meer genoemd maar die heb ik snel uit mijn geheugen gewist om verder verdriet te voorkomen. Het wordt vervelend maar de koek was nog niet op want de Blue-shouldered Robin, ook al een lifer, heb ik gemist omdat ik een stuk of wat venijnig bijtende trekmieren (Safari ants) van mijn balzak aan het plukken was. Die mieren had ik opgelopen terwijl ik naar de Red-tailed Ant-thrush (Neocossyphus rufus) stond te kijken en dat zal zeker geen toeval geweest zijn. Gelukkig heb ik even later nog wel Equatorial Akalat (Sheppardia aeqatorialis) gezien.
Zekere soorten in Kakamega Forest zijn de Uganda Woodland Warbler (Phylloscopus budongoensis) en Black-faced Rufous Warbler (Bathmocercus rufus). Een lifer wil ik nog vermelden, namelijk de Black-necked Weaver (Ploceus nigricollis), die ik verrassenderwijs zelf ontdekt heb.
White-browed Coucal Centropus superciliosus (Judith Owen)
Ik heb in vier halve dagen 168 vogelsoorten gezien, waaronder acht voor mij nieuwe, wat mijn totaal in Kenia op 623 brengt. Ik hoop dat ik voldoende vogels heb genoemd om de vogelaar die Kenia nog niet heeft bezocht een fikse por in de rug te geven.
Moe maar voldaan, om met een cliché af te sluiten, ‘s avonds laat thuisgekomen, hoorde ik in mijn achtertuin de vertrouwde ratel van de Marsh Owl (Asio capensis), beantwoord door zijn gade met een serie sis-geluiden en even later ook de lage stem van de African Wood Owl (Strix woodfordii). Zij waren kennelijk lekker in Makuyu gebleven om het ongedierte rondom mijn huisje in toom te houden. Mijn dank aan jullie, door Kenianen vermaledijde nachtjagers!
Ook ben ik veel dank verschuldigd aan Wim Wiegant, die me weer veel grammaticale en spelfouten bespaard heeft.
Nikolai van Beek
Makuyu, Kenia
Discussie
Gijsbert van der Bent
·
31 July 2016 10:31
Het was weer een bijzonder vermakelijk verhaal Nicolai. Met mooie soorten en nuttige Bed & Breakfast-info en info over land en volk.
Monique vd Dolder
·
3 August 2016 09:35
Hej !
Mensen hebben veel duwtjes nodig om in Kenia te durven reizen.
Ik duw met je mee, tis geweldig 'vogelen' in Kenia :)
Wij hadden 2 uitvliegende brown breasted barbet jongen in de shamba in de eerste week van July ! Geweldig om net getuige te mogen zijn.
Een paar dagen later waren de ouders al terug.
Ook de Lilac Breasted Roller hebben een vaste stek in 1 van de palmen, ook zij hadden jongen (maar die heb ik niet gezien zelf) ze hadden grote moeite om de house crow's weg te houden van hun nest.
Doe je mee aan de ''Afrcan Atlas Week'' ? Waarschijnlijk kom ik naar Kenia met een ervaren vogelaarster (dierenarts op pensioen) om ''onze'' pentad te doen !
Hartelijke groet !
Theo Linders
·
9 August 2016 19:49
Leuk om een verhaal uit mijn Keniaanse thuis, Baringo, te lezen. Ik ben daar het afgelopen jaar 3 keer geweest om naar Prosopisbomen te kijken. Maar ik heb in al die tijd 0 crested flycatchers gezien, nu ben ik ook nooit in Bogoria reserve geweest, maar wel in de dorpen eromheen...
Grote koedoes zijn wel op meer plekken in O-Afrika te zien, in Tanzania en Ethiopie zijn ze redelijk algemeen, maar voor Kenia schijnt Bogoria de beste plek te zijn idd.
Gebruikers van het forum gaan akkoord met de forumregels.