Indische Trappen in de Thar, Gujarat, India, 1987
17 november 2011 · 21044 × bekeken
Zijn ze er over 25 jaar nog?
Vogels, land, cultuur en mensen maakten tijdens de eerste reis door India in 1983 zo'n indruk dat tijdens die trip al het besluit viel spoedig terug te gaan. Toen het er vier jaar later van kwam was het lijstje van aantrekkelijke bestemmingen op het subcontinent te lang om die alle in tweeënhalve week te wringen. Voor Jacques de Raad en mij (Gerard Ouweneel) stond vast dat in ieder geval Ranthambor erbij moest. Een kwarteeuw geleden betekende Ranthambor per definitie: tijgers. Weliswaar staan vogels bovenaan, maar er is ook een lijst met zoogdierwensen, en die werd in 1987 met stip aangevoerd door tijgers.
Na wikken en wegen kwam er een programma uit de bus. Vanuit Mumbai, dat in 1987 nog Bombay heette, naar Rajkot in Saurasthra, met daar als belangrijkste doel de kust van de Golf van Kutch, Nal Sarovar en de Little Rann of Kutch. Vervolgens door naar Jodhpur, en vandaar met de trein naar Jaisalmer voor een paar dagen Thar-woestijn. Tot slot Ranthambor, en dan natuurlijk weer naar Keoladeo Ghana bij Bharatpur.
'Couleur locale' in Gujarat, januari 1987 (Gerard Ouweneel)
De in Gujarat rondzwervende herders waren steeds opnieuw bijzonder fotogeniek. Januari 1987 (Gerard Ouweneel)
Lang waren er twijfels om het ook in Saurasthra liggende Gir Forest te bezoeken, waar de fameuze Indische Leeuwen leven. Maar had Peter Scott niet eens een verhaal verteld dat niet aanspoorde erheen te gaan? Toen Scott zich in november 1971 bij ons clubje in de Roemeense Dobrogea voegde voor de Roodhalsganzen kwam hij van Gir, waar hij namens het WWF was. De locale bevolking had er de gewoonte om voor de leeuwen bestemde, aan bomen vastgebonden prooidieren mee te nemen. Om verhongering van de dieren te voorkomen had Scott parkwachters ingehuurd, met als taak het vee te beschermen tegen diegenen waarvan het WWF dat vee eerder had gekocht. Tegenwoordig schijnt het in Gir te wemelen van herten en zwijnen, maar door Scotts verhaal kregen wij niet de overtuiging in Gir te kunnen rekenen op een overvloed aan dieren en wellicht ook niet aan vogels.
De Jufferkranen van Gujarat, de Indische Trappen van de Thar en de Tijgers van Ranthambor waren de hoofddoelen. Was het bestaan bekend geweest van de kiekendievenslaapplaats in het in Saurasthra liggende Velavadar National Park, dan had het programma stellig ook voorzien in die plek. Want hier komen in het winterhalfjaar 1.500-2.000 Grauwe en Steppekiekendieven gezamenlijk overnachten, wat volgens degenen die de binnenkomst zagen een ongekend schouwspel oplevert. Tegenwoordig is één muisklik voldoende om de ornithologische heerlijkheden van de meeste streken voorgeschoteld te krijgen. In 1987 was dat nog toekomstmuziek.
In 1983 hadden we alleen kunnen werken met de Collins Handguide to the Birds of the Indian Sub-Continent, een boekje dat nog niet eens alle soorten behandelde. In 1987 beschikten we ook over de compacte editie van het Handbook of the Birds of India and Pakistan, een werk van ruim twee kilo. Jacques maakte het genereuze gebaar het boek mee in te pakken, waarmee hij een fors voorschot nam op de door Air India toegestane gewichtslimiet. Bovendien torsten we naast de eigen optiek 16 extra verrekijkers mee, die we onder Indiase vogelbeschermers uit zouden gaan delen. Prakash Gole zou daarvoor zorgen. Die kijkers kwamen van de Royal Society for the Protection of Birds en waren door Joost van de Ven uit Engeland naar Maasdam getransporteerd. Om overijverige Indiase douaniers niet in de gordijnen te jagen hadden wij deze ontwikkelingshulp over de bagage verdeeld. Prakash Gole kwam naar Bombay om de optiek in ontvangst te nemen.
Toen hij ons optimisme aanhoorde over het vooruitzicht in Gujarat veel Jufferkranen te gaan zien, temperde hij de verwachtingen. Zomer 1986 bleef de moesson goeddeels uit, zodat het in Noord-India kurkdroog was. Met als gevolg dat de meeste Jufferkranen verder waren afgezakt het subcontinent in, onder andere tot bij zijn woonplaats Poona, zo vertelde hij. Alsof hij persoonlijk en eigenlijk heel India schuldig waren aan die toestand, putte hij zich uit in filosofieën en verontschuldigingen. Zijn hoffelijke betoog met excuses aanhorend, moest ik denken aan Rudyard Kiplings 'East is east and west is west and never the twain shall meet'.
Rann of Kutch
In Bombay brachten wij de avond van 8 januari 1987 door langs het fascinerende havenfront met zicht op de door de Britten gebouwde triomfboog de 'Gateway of India', een Lachstern, Bengaalse Sterns en Bruinkopmeeuwen. Rond het spookuur vleiden drommen mensen zich neer op het trottoir om daar de nacht door te brengen. Gegidst door een vrijwilliger van de Bombay Natural History Society ging het de volgende dag naar het ten noorden van de stad liggende Borivli-reservaat. Die excursie leverde 102 vogelsoorten op waaronder een paartje Witbandzeearenden, een kwarteeuw geleden voor ons allen een première. Langs de westkust van het subcontinent is Borivli de noordelijkste plek waar ze broeden. Bij de veertien andere soorten die we nadien nergens elders zouden zien waren Vlaggendrongo, Witbrauwbuulbuul en Zwartkoprupsvogel. Ook viel vast te stellen dat de in het reservaat huizende Luipaarden over een prima spijsvertering beschikten.
De vlucht naar Rajkot is kort. Tijdens de landing zagen we buiten de stad een meer met daarin watervogels, waartussen de karakteristieke silhouetten van Witte Pelikanen, Flamingo's en de grijze gestalten van kraanvogels. Waren dat Jufferkranen of de onze, Europese Kraanvogels? Ons plan om direct na aankomst de busjes langs dat meer te dirigeren leed schipbreuk. Weer met minzame hoffelijkheid gaven de chauffeurs aan dat erop was gerekend eerst te lunchen. In ons hotel stond een tafel gereed van vliegdekschipgrootte, afgeladen met schotels die een palet aan exotische gerechten torsten. De lunch was 'spicy', verrukkelijk en tijdrovend, zodat, wilden wij de middag nog naar de kust, een excursie naar dat aanlokkelijke meer er bij in moest schieten. Dat was slikken, maar wij verwachtten dat Nal Sarovar goed zou zijn voor alle soorten watervogels van Gujarat. En bovendien; langs de kust was kans op Krabplevieren, die we zeer begeerden te zien. Twee door Hidde Bult ontdekte Indische Koëls die zich hadden verstopt in het dichtst van het lover van een boom vergden ook nog tijd, maar daarna gingen we wel degelijk op weg naar de Golf van Kutch, naar Jamagar.
Concentratie watervogels waaronder Flamingo's Phoenicopterus roseus bij drinkplaats nabij dorp in Gujarat, januari 1987 (Gerard Ouweneel)
De droogte mocht dan veel vogels ertoe hebben gebracht verder naar het zuiden af te zakken, er was nog veel te zien. Veel Bengaalse Gieren, die ook al boven en rond Bombay waren. Verder Aasgieren, een Bastaardarend en dan Steppearenden, die het debat nipalensis of rapax inluidden. Een discussie die de hele trip zou aanhouden. Een onvolwassen zeearend hield ons ook bezig. In beginsel zouden hier zowel leucoryphus (de Witbandzeearend) als albicilla (onze Zeearend) kunnen. De sterk gevlekte onderdelen en slanke jizz deden besluiten tot Witbandzeearend. Eigenlijk zou ik deze vogel nu, met een kwarteeuw toegevoegde kennis, graag nog eens bekijken. Langs de weg intrigerende tapuiten en leeuweriken. Besloten werd voor beide families een commissie in te stellen. De leden zaten de hele tocht niet verlegen om werk, met later in de Thar overuren. Deze middag bleef het bij voordrachten van de Picatatapuit, Kuifleeuwerik en Kleine Kortteenleeuwerik.
De bij dorpen gelegen drinkplaatsen die nog water bevatten, leverden Hof van Edenachtige taferelen op: troepen Flamingo's, Jufferkranen en Europese Kraanvogels, wat Lepelaars en Casarca's met op de achtergrond of ertussen vee en in kleurrijke sari's gestoken dames, water halend of in de weer met hun wasjes. Verder Indische Nimmerzatten, een Witte Ooievaar en een keur aan palearctische steltlopers. Bij een zo'n dorpsplas postte een Indische Griel en we prezen ons gelukkig met zes Wrattenibissen en troepjes Roze Spreeuwen. In een ander dorp stond een dertig jaar oude Pontiac, die een lang leven onder barre omstandigheden was aan te zien. Hoe kwam zo'n auto hier?
De kust wordt gevormd door kwelders met richting zeereep een lange slikstrook, zo breed dat het water van de Golf van Kutch ver weg bleef. Op de slikstrook hier en daar witte stippen met een stop-and-go motoriek, op twee na alle ver weg, die uitpakten als Krabplevieren. Opluchting en vreugde. Tevergeefs spanden we ons in tussen de drommen steltlopers Grote Kanoeten te vinden. 's Avonds bij het opmaken van het dagboek kwamen we uit op 82 soorten en bereikten we overeenstemming over 1000+ waargenomen Europese Kraanvogels en toch nog 400 Jufferkranen.
Jufferkraanvogel Anthropoides virgo bij Kichan, Rajasthan, januari 1995 (Janus Verkerk)
Jufferkraanvogels Anthropoides virgo bij Kichan, Rajasthan, januari 1995 (Janus Verkerk)
Vlucht Jufferkraanvogels Anthropoides virgo bij Kichan, Rajasthan, januari 1995 (Janus Verkerk)
Nal Sarovar
In feite hadden de ervaringen die Joost van der Ven eerder opdeed ertoe geleid Saurasthra op te nemen in het reisplan. Joost bezocht eerder het 123 km2 grote watervogelreservaat Nal Sarovar, een meer met een maximale diepte van een ruim een meter en een belangrijk winterkwartier voor palearctische watervogels. Joost kon zijn opgetogen verhalen illustreren met platen van drommen Flamingo's en vooral Jufferkranen, die zich vanuit bootjes dicht lieten benaderen. Dus waren de verwachtingen hooggespannen, zij het niet vrij van groeiende twijfels toen wij op weg naar Nal Sarovar ervoeren dat Saurashtra overal kurkdroog was. Daar bleef het niet bij. Van de locale bevolking bleken hele gemeenschappen op drift te zijn geraakt, op zoek naar water voor hun vee en mogelijk voor henzelf. De verhuizing van herdervolken die zich met hun vee en spullen over een breed front dwars over het droge land verplaatsten, leverden Bijbelse schouwspelen op, waaraan de fotografen het hart konden ophalen. De exodus deed de vrees wel toenemen dat het met het ondiepe Nal Sarovar mis kon zijn. Dat voorgevoel bleek juist.
Het watervogelreservaat Nal Sarovar presenteerde zich als een woestijn, Gujarat, 11 januari 1987 (Gerard Ouweneel)
Aangekomen op de plek waar wij dachten scheep te gaan strekte zich een gele vlakte uit met onbegrensde gezichtseinder. Een eind die vlakte op hurkte een in elkaar gedoken Kerkuil, die het duidelijk niet lang meer zou maken. In een verre boom rustte een adulte Keizerarend. Een in zijn eentje rondvliegende vorkstaartplevier pakte uit als maldivarum, de Oostelijke. Met deze ineens onverwachte en ook ongewenste dag vrij besloten wij de steven noordwaarts te wenden, naar de volgende logeerplek: het Desert Coursers kamp bij Zainabad, aan de rand van de Little Rann of Kutch.
Gestopt werd bij voor vogels geschikt lijkende plekken, wat veel opleverde, zodat de daglijst toch uitkwam op 98 soorten. Weer een Steppekiekendief man en een Bastaardarend, bij een dorpsdrinkplaats twee Saruskraanvogels en vier Grielen. Ook weer Lachsterns, een Langsnavelpieper (naar later bleek de enige van de hele trip), regelmatig Grote Piepers, veel Woestijntapuiten en nogal wat Kleine Spotvogels en Orpheusgrasmussen. De gieren die de gehele dag door waren te zien leidden tot discussies. Wij waren ervan overtuigd dat er Vale Gieren bij waren, een soort die India spaarzaam bezoekt. Was het mogelijk dat deze Vale Gieren waren aangelokt door het vele door de droogte omgekomen vee?
Dit idee kreeg later steun bij een Monniksgier in Bharatpur, een daar ongewone soort. We zagen op die 11e januari 1987 honderden Bengaalse Gieren en ook heel wat Indische Gieren. De afsplitsing van tenuirostris als aparte soort, de Dunbekgier, moest in 1987 nog plaatsvinden. Omdat deze vanaf de Gangesvlakte oostwaarts broedt of broedde, behoefden wij ons een paar jaar later niet het hoofd te breken of we hem al dan niet in Saurasthra waarnamen.
Tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw moeten tientallen miljoenen gieren in India, Pakistan en Nepal hebben rondgevlogen. Binnen tien jaar was 99% exit en werden de drie Gyps gieren door BirdLife tot 'critically endangered' verklaard. Die tweeënhalve week in Gujarat en Rajasthan in 1987 zagen we ze dagelijks en voortdurend. Hoe zal het er nu bijstaan? In ieder geval zijn er nog gieren over, want in 2010 broedden in Rajasthan Indische Gieren op een hoogspanningsmast.
In ons kampement werden wij 's avonds onthaald op een zang- en dansoptreden door Indiase dames, die daartoe door twee open vrachtauto's waren opgehaald uit nabijgelegen dorpen, een oriëntaalse variant op ons aardige volksliedje 'ik heb mijn wagen volgeladen...'. Onder de sterrenhemel en rond het kampvuur was het een exotisch schouwspel , maar desalniettemin zaten we er wat beklemd bij. Want was het niet wat koloniaal en/of feodaal om voor ons divertissement dames per open vrachtauto's aan te voeren?
De volgende dag voerde de eigenaar van het Desert Coursers kamp Malik ons per jeep de Little Rann of Kutch in. Diens dochter, een dame die het begrip Oosterse prinses voluit gestalte gaf en dus aandacht kreeg, ging ook mee. Toch zagen we ook nog andere zaken. Dat waren in de eerste plaats Onagers, de Aziatische wilde ezels die de Little Rann faam bezorgden. De jeeps achtervolgden de weggalopperende dieren, wat voor ons niet hoefde. Vogels genoeg. Wederom overvloedig gieren, met nu ook drie Indische Oorgieren. Voorts de Indische Lannervalk, de Laggar, en een Roodkopsmelleken. Verder mannetjes Grauwe Kiekendieven en Steppekiekendieven en veel 'ringtails'. We waren in ons sas met Renvogels en vluchten Sahel- en Roodbuikzandhoenders Maliks belofte dat er een gerede kans was op Kraagtrappen ging niet in vervulling, tenzij hij doelde op de resten van een omgekomen vogel. Jungledwergpatrijzen compenseerden dit tegenvallertje enigszins en dat deed een Oehoe ruimschoots. Het betrof de opmerkelijk lichte vorm hemachalana van Noordwest-India die, tronend op een heuveltopje, zich genadig liet fotograferen.
Theepauze in de Litlle Rann of Kutch. Gujarat, 12 januari 1987 (Gerard Ouweneel)
Aziatische Wilde Ezels Equus hernionus, Little Rann of Kutch, 12 januari 1987 (Gerard Ouweneel)
Thar
Na de Kutch volgden twee forse dagtrajecten naar Jodhpur voor de nachttrein naar Jaisalmer. Tijdens die ritdagen waren kuddetjes Indische Antilopen hoogtepunten, een diersoort waarover ik later las dat er meer rondlopen in de Amerikaanse staat Texas dan in India zelf. Bij een stop stootten we bij toeval een wijfje Gestreepte Vechtkwartel op; een soort waarmee iedereen in z´n knollentuin was. Want hoe en waar krijg je de fameuze Andalusian Hemipode te zien, nietwaar?
Indische Antilopen Antilope cervicapra, Gujarat 13 januari 1987 (Gerard Ouweneel)
Een andere ervaring traumatiseert tot op de huidige dag. Bij het passeren van een veedrinkplaats met daarin Kuif- en Tafeleenden zag ik een duikeend die alles weghad van een man Baers Witoogeend. Door de lange autorit, de warmte en het structurele gebrek aan slaap waren we ingedommeld, en ik kennelijk wat minder dan de anderen. Maar het duurde even voor het centraal zenuwstelsel alarm sloeg. Toen was de voortijlende bus al veel verder. Maar tot vandaag de dag houdt de vraag mij bezig of mijn lethargie van toen ons wellicht de Baers heeft gekost, die overigens in Noordwest-India dwaalgast is.
Treinreizen in India zijn een belevenis. Een nachtelijke stoomtreinreis door de Noord-Indiase woestijn gaat nog een paar dimensies verder, waarbij de maan voor een extra bonus zorgde. Bij aankoop van het ticket op het station van Jodphur kreeg iedereen óók een onoverzichtelijke dot beddengoed aangereikt, die hij moest meesjouwen het perron op. Bij het bestijgen van de wagons gaf de conducteur ons te verstaan hoe dan ook tijdens de reis en vooral op de stations deuren en ramen gesloten te houden, ook al werd van buitenaf dringend verzocht te openen. Dat verzoek bleek wel terecht. Op de vele stations waar onze trein stopte, kreeg de trein een met veel geluid gepaard gaande bestorming te verduren en groeide het begrip voor het feit dat het Indiase spoorwezen de ramen van haar wagons van tralies had voorzien.
Van slapen kwam niets terecht, maar daar stond veel tegenover. Weinig fantasie was nodig zich het weergaloze schouwspel voor te stellen dat de door de maanverlichte woestijn voortdenderende stoomtrein de toeschouwer moest bieden. En dan nog eens de taferelen tijdens de stops op de stations! Hadden we geweten van het bestaan van de Jufferkranen van Kichan, dichtbij Phalodi, dan was daar stellig een tussenstop ingelast. Dankzij de zeer jufferkraanvriendelijke houding en gerichte inzet van de plaatselijke bevolking, komt deze graalsoort er massaal overwinteren en kan men er letterlijk tussen de vogels door schrijden. Een paar jaar later zouden Jules Philippona en Janus Verkerk speciaal voor deze ervaring naar Kichan reizen en met opgetogen verhalen thuiskomen.
Goed gaar maar wel een ervaring rijker stonden we in de vroege ochtend van 15 januari op het stationsperron van Jaisalmer te kleumen. Naast ons het uit de trein gekieperde beddengoed. Enkelen bekeken en fotografeerden de stoomlocomotief, waarop te lezen stond 'Made in Glasgow', met daarbij een jaartal uit de tijd dat Brittannia niet alleen over de zeeën heerste maar ook over de landmassa van Voor- en Achter-Indië. Jaisalmer bezit qua ligging en ambiance een zodanige uitstraling van Duizend en Eén Nacht dat enkelen twijfelden direct mee door te gaan naar het Desert National Parc om er te speuren naar Indische Trappen. De doorwaakte treinrit droeg zeker bij aan die Jaisalmerse verlokkingen.
In het barre Thar-landschap ,waar het in 1987 al jaren niet had geregend, waren wij ons snel bewust afhankelijk te zijn van de ogen van onze gids om de begeerde Indische Trappen te zien. Met ceremonieel overhandigden we een achtergehouden RSPB-kijker, die de man kennelijk beschouwde als statusverschijnsel. Want met een glimlach die alleen een inwoner van India kan afgeven hing hij de optiek om, maar hij gidste ons verder de hele dag rond zonder zijn nieuwe bezit te gebruiken...
Ons doel was een speciaal reservaat van circa 700 hectare, waar 68 Indische Trappen moesten huizen. Die in het voorgaande seizoen alle kuikenloos waren gebleven, zo vertelde de gids. Op grote, ons een minderwaardigheidscomplex bezorgende afstand ontdekte hij de Indische Trappen en later ook Kraagtrappen, met welke soort de man meer in zijn sas leek dan met de Indische. De eerst dag kwamen we op tien exemplaren, alle mannetjes. Bij de veertien stuks van de volgende dag bevonden zich ook wijfjes. De vogels waren niet bijzonder schuw, zeker niet voor trappen. Die tweede dag zagen we tijdens de terugrit naar Jaisalmer twee exemplaren buiten het reservaat, kort bij de weg en niet ver van een nederzetting.
Indische Trappen Ardeotis nigriceps in het Desert National Parc, Rajasthan, 15 januari 1987 (Adriaan Dijksen)
Indische Trappen Ardeotis nigriceps tussen het Desert National Parc en Jaisalmer, 15 januari 1987 (Adriaan Dijksen)
Tea-party in de Thar-woestijn onderweg van Jaisalmer naar het Desert National Parc, Rajasthan, 16 januari 1987 (Gerard Ouweneel)
Aankomst en uitladen trein station Jaisalmer, 15 januari 1987 (Gerard Ouweneel)
Thar-woestijn, 15 januari 1987 (Gerard Ouweneel)
Gieren waren weer volop aanwezig, Aasgieren tot in de nederzettingen toe, zodat in en rond de bedoeningen een second look nodig was deze te onderscheiden van kippen. De roofvogels hielden ons toch weer bezig, zowel qua telling als determinatie: veel Arendbuizerds en vijfmaal een Laggar. We raakten vertrouwd met het onderscheid tussen Savanne-, Steppe- en onvolwassen Keizerarenden. Ook kwamen er Indische Schreeuwarenden in de boekhouding.
De leeuweriken- en tapuitencommissie rapporteerde Kuifleeuweriken, Woestijnleeuweriken Zwartkruinvinkleeuweriken, Korttenen en Bergkalanders, de laatste in verbluffende aantallen. Bij de Oenanthes was de Roodstaarttapuit nieuw, waarmee met Woestijntapuit, Izabel en de Picata het tapuitenkwartet rond kwam. Klapeksters waren talrijk, en dat gold ook voor de Duinpiepers en Woestijngrasmussen.
Zuidelijke Klapekster Lanius meridionalis lahtora, Jodphur, 18 januari 1987 (Gerard Ouweneel)
Siberische Witte Kraanvogels
Het was een tevreden groepje dat op de avond van 16 januari 1987 uit de Thar terugkeerde in Jaisalmer. Daar vond de hereniging plaats met diegenen die geen weerstand hadden kunnen bieden aan de verlokkingen van het woestijnstadje, waarover ze veel kleurrijks vertelden. Met de Indische Trappen op het netvlies en de foto was de Gujarat-reis in ieder geval geslaagd. Het ging verder richting Rajasthan. De volgende dagen bracht Ranthambor inderdaad Tijgers, zelfs een Luipaard en 137 waargenomen vogelsoorten. Dit aantal werd ruim overtroffen door Bharatpur, waar de twee verblijfsdagen 167 soorten opleverden, ondanks dat het er ook kurkdroog was.
In plaats van de enorme concentraties watervogels werden de wetlands nu bevolkt door Indische Renvogels. Ook leuk, maar toch. De beheerders hadden conflicten met omwonenden geriskeerd om voldoende water in te laten om een van de grote bakken deels te kunnen vullen. Dáár concentreerden zich de watervogels in aantallen die verbijsterden. We waren in ons sas met flavicollis, de Zwarte Woudaap en met Wibandzeearenden, die in 1987 nog in Bharatpur broedden (voor het laatst in 1994).
Witbandzeearend Haliaeetus leucogaster, Keoladeo Ghana, Bharatpur, 23 januari 1987 (Gerard Ouweneel)
Paartje baltsenden Saruskraanvogels Grus antigone en Siberische Witte Kraanvogels Grus leucogeranus, Keoladeo Ghana, Bharatpur, januari 2001. Een foto als deze is niet meer te maken. De Siberische Witte Kraanvogels zijn foetsie en van de Saruskraanvogels huist er nog een enkel paartje (Janus Verkerk)
Witbandzeearend Haliaeetus leucogaster Keoladeo Ghana, Bharatpur, 23 januari 1987 (Gerard Ouweneel)
Die winter waren in Bharatpur nog tenminste 26 Siberische Witte Kraanvogels komen opdagen, waarbij vijf eerstejaars vogels. Tien jaar later verschenen er nog drie, tegen enkele honderden in de jaren zestig van de vorige eeuw. Na 2003 was het afgelopen, zodat waarschijnlijk de hele Centraal-Aziatische populatie van deze enigmatische soort foetsie is. Vogelaars die kort na 2000 Bharatpur bezochten, zullen zich de in hun eentje rondlopende projectvogels herinneren. Deze vogels moesten de populatie versterken. Als intensive care patiënten waren ze gedecoreerd met ringen en een antenne. De International Crane Foundation vlaste erop dat deze vogels zich gingen aansluiten bij die paar laatste overwinteraars. De lovenswaardige poging had geen succes.
Misère
Terug naar de Indische Trappen, waarvan wij een kwarteeuw terug niet konden bevroeden dat anno 2011 BirdLife voor hen de klok zou luiden, zoals een kwarteeuw voordat wij naar ze zouden speuren in de Thar, in 1962 dus, niemand kon bedenken dat de in Bharatpur overwinterende Siberische Witte Kraanvogels het niet gingen bolwerken. Onlangs maakte BirdLife bekend dat slechts 250 exemplaren van de Indische Trap resteren en dat de vooruitzichten omineus zijn, zodat de soort van de categorie Near Threatened naar Critically Endangered ging.
In 1969 waren er nog 1.260 individuen. Nadien had een aantalbijstelling plaats tot 1.500-2.000 stuks rond 1990. Nadien ging het mis: tot 600-700 rond 2000 en dus die circa 250 van nu, een aantal waarvan BirdLife calculeert dat in 47 jaar, een periode die drie generaties Indische Trappen zou omvatten, het bestand met circa 80% teruggelopen is. De misère die de soort het hoofd moet bieden komt vogelbeschermers bekend voor: overbejaging, verdwijnend habitat, bevolkingsgroei, intensivering van de landbouw, steeds meer vee. Enfin, de bekende treurzang die vooral de zo boeiende Aziatische avifauna parten speelt. Het werelddeel herbergt dan ook 60 procent van de mensheid
Bij al deze droefenis die de Indische Trap overkomt noemt BirdLife speciaal 4 x 4 voertuigen, die jagers in staat stellen de vogels tot in zijn laatste schuilhoeken in de Thar naar het leven te staan. Het is de vraag of er over een kwart eeuw nog Indische Trappen in deze wereld zijn. Eens was hij wijd verspreid over de graslanden van India en Pakistan.
Indische Trap Ardeotis nigriceps tussen Jaisalmer en Desert National Parc Rajasthan, januari 1995 (Janus Verkerk)
Literatuur
Bult, H. (1987): List of birds and mammals observed in India between 8 and 23 January 1987. Rapport.
Collar, N.J. (2001): Threatened Birds of Asia. The BirdLife International Red Data Book. Cambridge, UK: BirdLife International.
Fowlie, M. (2011): 2011 Red List. WorldBirdwatch 33 No. 2: 20-21.
Gerard Ouweneel
(Met dank aan René Pop voor het vakkundig bewerken van de 25 jaar oude dia´s)
Gerard Ouweneel is de auteur van ´Voor vogels de wereld rond´. In dit boek vertelt Gerard over zijn ontmoetingen met vogels en mensen, zijn indrukken van landschappen en over belevenissen met collega-vogelaars tijdens zijn vogelreizen over de hele wereld. De bestemmingen variëren van de goede vogelgebieden uit zijn vroegste jeugd rond Ouweneel´s geboorteplaats Rotterdam tot aan de subantarctische eilanden beneden Nieuw-Zeeland, Nieuw-Caledonië en de Beringstraat. Elwin van der Kolk schilderde de cover, en in het boek zijn foto's opgenomen van Corstiaan Beeke, Koos Dansen, Adriaan Dijksen, Marc Guyt, Gert Huijzers, Kees de Jager, Eric Menkveld, Aaron Russ, Trudie Vellekoop, Janus Verkerk en de auteur zelf. ´Voor vogels de wereld rond´ kost Euro 17,50 als het boek opgehaald wordt bij Gerard Ouweneel in Maasdam. Voor nadere informatie mail Gerard Ouweneel: glo AT xs4all.nl
Het boek is ook te bestellen door Euro 19,80 (inclusief porto) over te maken op 3543 05 301 tnv van Gerard Ouweneel te Maasdam.
Discussie
Ronald Messemaker
·
17 november 2011 10:29
Gijs Woldhek
·
17 november 2011 11:08, gewijzigd 17 november 2011 11:08
Max Berlijn
·
17 november 2011 11:20
Gijsbert van der Bent
·
17 november 2011 12:40
Ronald Messemaker
·
19 november 2011 10:06
Lieven De Temmerman
·
19 november 2011 19:42
Gebruikers van het forum gaan akkoord met de forumregels.