Dutch Birding

Dutch Birding jaargang 24 nummer 5, 2002

Download Login

Voorpagina

Woestijnplevier  ·  Anarhynchus leschenaultii
René Pop

Artikelen / papers

261 - 266 Sardijnse Grasmus te Knokke-Heist, België, in mei 1997
Vincent Legrand & Gunter De Smet

Marmora\'s Warbler at Knokke-Heist, Belgium, in May 1997

On 3-12 May 1997, a Marmora\'s Warbler Sylvia sarda stayed at Duinbergen, Knokke-Heist, West-Vlaanderen, Belgium; it was photographed and videoed. This individual constituted the northernmost record of the exceptional 1997 influx which included nine individuals on mainland France and the first record for mainland Spain. The bird was present at the same location as a male Eastern Subalpine Warbler S cantillans albistriata during the same period. It was accepted by the Belgian rarities committee (BAHC). Dartford Warbler S undata and Balearic Warbler S balearica were excluded on basis of the underpart coloration (grey, excluding Dartford), slightly shorter tail than in Dartford, and call (European Stonechat Saxicola rubicola-like trruk trruk, excluding both Dartford and Balearic). A full description of the bird is given and its occurrence as a vagrant is discussed. The bird was a male based on the relatively dark mask and generally purely grey colour. It was a second-calendar-year because of the relatively fresh dark alula, the contrast between greater coverts and tertials with the brown rest of the wing, and particularly the paler brown and more worn overall appearance of the juvenile unmoulted rectrices.

This observation constitutes the 34th European record of a vagrant Marmora\'s Warbler outside the known breeding range (Corsica, Sardinia and Pantelleria and several smaller islands in the western Mediterranean) and wintering range (northern Algeria, Tunisia and north-western Libya); the species is partly resident but some winter in northern Africa. This total does not include records in mainland Italy, where the species is an irregular migrant in Alpi Marittime, Liguria and Piemonte. Other vagrant records have been in Britain (five), mainland France (18), Italy (exact number unknown), Malta (nine records involving 13 individuals) and north-western Egypt (one). Balearic Warbler, formerly considered a subspecies of Marmora\'s Warbler, breeds on the Balearic Islands (except Menorca) and is considered resident; there are no confirmed extralimital records of this taxon although some of the individuals reported on the Spanish east coast may be balearica. Older breeding reports of \'Marmora\'s Warblers\' in mainland Spain have not been substantiated and are no longer considered acceptable.

Vincent Legrand, Avenue Bois de la Cambre 28, 1170 Watermael-Boitsfort, België

Gunter De Smet, Edmond Blockstraat 11, 9050 Gentbrugge, België

gunter.de.smet@pandora.be

267 - 268 Spaanse Mus te Camperduin in mei 2000
Leo Heemskerk & Enno B Ebels

Spanish Sparrow at Camperduin in May 2000

On 13 May 2000, an adult male Spanish Sparrow Passer hispaniolensis was discovered during a big-day at Camperduin, Noord-Holland, the Netherlands. The bird was seen for most of the day and was regularly heard singing. This is the second record for the Netherlands; the first concerned a male on Texel, Noord-Holland, on 4-15 May 1997.

Leo Heemskerk, Prinses Irenestraat 8, 1901 DJ Castricum, Nederland
leo.heemskerk@dutchbirding.nl
Enno B Ebels, Joseph Haydnlaan 4, 3533 AE Utrecht, Nederland
ebels@wxs.nl

269 - 270 Black-browed Albatross off La Spezia, Italy, in July 2000
Jan Kelchtermans

Black-browed Albatross off La Spezia, Italy, in July 2000

On 18 July 2000, I made the crossing by ferry from Bastia, Corsica, France, to La Spezia, Italy. At 18:50, c 4 km off La Spezia harbour, I observed an adult Black-browed Albatross Diomedea melanophris. The weather conditions were excellent, with sunny skies, a weak wind and a temperature of 24-26°C; visibility was good and allowed observation of seabirds such as Balearic Shearwaters Puffinus mauretanicus and Scopoli\'s Shearwaters Calonectris diomedea as well as dolphins at great distance. The albatross was observed during c 2 min. The observation distance from the initial sighting until the bird crossed the waterway behind the ferry was difficult to estimate by lack of any reference points but was not closer than 100 m and not further than 150 m. The best observation was possible when the bird flew alongship.

The sighting off La Spezia has been accepted by the Italian rarities committee (CIR) and presumably represents the first record of Black-browed Albatross for Italy, and the second for the Mediterranean Sea after one off the Chafarinas Islands, Spain, close to the Moroccan coast in 1997.

Jan Kelchtermans, Lintsesteenweg 231, 2570 Duffel, Belgium
janenlies@hotmail.com

Trends in systematics

271 - 298 Systematics of Larus argentatus-cachinnans-fuscus complex: a review
Pierre Yésou

Systematiek van Larus argentatus-cachinnans-fuscus complex: een bespreking

De \'grote witkoppige meeuwen\' Larus vormen een groep nauw verwante taxa met duidelijke fenotypische kenmerken (ongetekende witte kop in broedkleed, rode gonysvlek). De grijswaarde van de mantel en de details van het handpenpatroon, parameters die variëren van taxon tot taxon en gemakkelijk te onderzoeken zijn in museumcollecties, worden traditioneel beschouwd als de bruikbaarste kenmerken om de meeste taxa te onderscheiden. De pootkleur, vleeskleurig, roze of geel met een variabele intensiteit, is eveneens een kenmerk dat algemeen gebruikt wordt bij hun classificatie.

De grote witkoppige meeuwen omvatten maximaal 33 taxa (het aantal aanvaarde soorten is afhankelijk van de tijd en de auteur) met een overwegend noordelijke Holarctische verspreiding: de enige vertegenwoordigers op het Zuidelijk Halfrond zijn vijf taxa die als ondersoorten van Kelpmeeuw L dominicanus worden beschouwd. De noordelijke grote witkoppige meeuwen omvatten zeven onbetwiste soorten (Grote Mantelmeeuw L marinus, Grote Burgemeester L hyperboreus, Prairiemeeuw L californicus, Kamtsjatkameeuw L schistisagus, Geelvoetmeeuw L livens, Californische Meeuw L occidentalis en Beringmeeuw L glaucescens) en twee groepen van taxa waarvan het aantal volwaardige (onder)soorten ter discussie staat: de \'Kleine Burgemeester Groep\' (het meest recente onderzoek wijst aan dat Kleine Burgemeester L glaucoides en Thayers Meeuw L thayeri verschillende soorten zijn terwijl \'Kumliens Meeuw\' een hybridenpopulatie tussen deze soorten onderling vormt) en de \'Zilvermeeuwgroep\'.

Hoewel dit artikel een overzicht geeft van alle taxa van witkoppige meeuwen, behandelt het voornamelijk de Zilvermeeuwgroep, ook bekend als het Larus argentatus-cachinnans-fuscus complex. Lange tijd werd aangenomen dat een ringsoort de grondslag voor dit complex vormde waarbij het ruimst aanvaarde scenario als volgt klonk: de voorouder van de Zilvermeeuwgroep woonde ergens in Centraal-Azië. Tijdens een of ander interglaciaal tijdvak waaierde deze noordwaarts uit. Hieruit ontstond een populatie, Kleine Mantelmeeuw L fuscus of een voorouder van Kleine Mantelmeeuw, die zich in oostelijke richting rond het noordelijke Holarctische gebied verspreidde. Door divergentie ontstonden populaties die onder meer steeds lichter werden (Heuglins L heuglini, Oost-Siberische L vegae en Amerikaanse Zilvermeeuw L smithsonianus). De ring was rond toen vogels de Atlantische Oceaan overstaken en divergeerden tot Zilvermeeuw L argentatus, die met Kleine Mantelmeeuw overlapte zonder hybridisatie, als een valide soort. Intussen ontstond de zuidelijke populatie uit de oorspronkelijke populatie waaruit de noordelijke ring ontstond. Deze theoretische benadering was evenwel gebaseerd op een onvolkomen studie van de groep aangezien tot voor kort weinig bekend was over het uiterlijk, de fenotypische variatie en de biologie van vele, hoofdzakelijk Aziatische taxa.

Sinds de jaren 1970 ontstond zowel onder amateurs als onder professionelen een diepgaande interesse in de Zilvermeeuwgroep. Door de toename in vogelreizen verbeterde de kennis van meerdere taxa, voornamelijk op basis van observaties in de overwinteringsgebieden. Na de Koude Oorlog kregen sommige ornithologen uit Het Westen de gelegenheid om Aziatische taxa zowel in de broedgebieden als in de rijke Russische collecties te onderzoeken. Kleurringprojecten en in het bijzonder genetische studies brachten betere inzichten in de kenmerken, de biologie en de determinatie van diverse taxa. De toegenomen interesse genereerde tal van publicaties die tot een betere kennis leidden en een herziening van de systematiek van de Zilvermeeuwgroep mogelijk maakten.

Op basis van de huidige kennis is het beter om de Zilvermeeuwgroep in negen soorten te verdelen die zowel fenotypsch als genetisch duidelijk diagnoseerbaar zijn. De polytypische Zilvermeeuw omvat de ondersoorten L a argentatus en L a argenteus. Andere polytypische soorten zijn Kleine Mantelmeeuw (met de ondersoorten L f fuscus, L f graellsii en L f intermedius), Oost-Siberische Meeuw (met de ondersoorten L v vegae en L v mongolicus) en Geelpootmeeuw L michahellis (met de ondersoorten L m michahellis en L m atlantis, de laatste alleen op de Azoren). De ondersoortverdeling van deze vier soorten komt overeen met ruim aanvaarde regels voor de bepaling van ondersoorten en is een hulpmiddel in verspreidingsstudies. Amerikaanse Zilvermeeuw, Pontische (Kaspische) Meeuw L cachinnans, Armeense Meeuw L armenicus, Barabameeuw (Steppemeeuw) L barabensis en Heuglins Meeuw zijn monotypisch. Zilvermeeuw (alleen L a argentatus) en Oost-Siberische Meeuw (zowel L v vegae als L v mongolicus) vertonen sterke individuele variatie in pootkleur, van vleeskleurig tot geel, maar op een wijze die geen subspecifiek onderscheid toelaat: L a \'omissus\' moet bijgevolg beschouwd worden als een synoniem van L argentatus (Zilvermeeuw) en L v \'birulai\' als een synoniem van L vegae (Oost-Siberische Meeuw) (de komma\'s geven aan dat deze namen geen taxonomische waarde hebben). Recent veldwerk in het typegebied en onderzoek van de typereeks geven sterke aanwijzingen dat L \'taimyrensis\' het resultaat is van een beperkte hybridisatiezone (die in ieder geval in het verleden bestond) tussen Heuglins en Oost-Siberische Meeuw.

Er is evenwel bijkomend onderzoek wenselijk om de volledige variatie binnen elk taxon van de Zilvermeeuwgroep en de verwantschappen tussen de taxa onderling te doorgronden. De fenotypische variatie van Geelpootmeeuw is nog gedeeltelijk onbekend terrein. De voortdurende discussie over de validiteit van de ondersoorten van Zilvermeeuw en Kleine Mantelmeeuw vraagt om een betere beschrijving van de fenotypische variatie bij deze soorten. De variatie binnen Pontische Meeuw blijft onvoldoende onderzocht (is L c \'ponticus\' een valide ondersoort?) en de grote variatie in de kleur van de naakte delen bij sommige taxa (in het bijzonder bij L v mongolicus en L v vegae maar ook bij L a \'omissus\') is nog niet verklaard. Meer onderzoek is ook wenselijk om de relatie tussen bepaalde taxa beter te begrijpen, in het bijzonder tussen Barabameeuw en Heuglins Meeuw (fenotypisch duidelijk verschillend, zonder intergradatie, maar met genetische overeenkomsten), tussen Heuglins Meeuw en L v vegae (fenotypisch duidelijk onderscheiden maar mogelijk in bepaalde mate intergraderend) en tussen L v vegae en L v mongolicus (biologisch geïsoleerd en fenotypisch verschillend maar met opmerkelijke overeenkomsten). Ook is het interessant om de verwantschappen tussen de twee laatstgenoemde taxa en Amerikaanse Zilvermeeuw te bestuderen.

De huidige informatie is ontoereikend om te weerleggen dat de ringsoort-theorie en een recente herkomst van alle taxa uit de Zilvermeeuwgroep een verklaring kan bieden voor de herkomst van de hele groep. Waarschijnlijk speelde radiatie evenwel een belangrijkere rol dan ringvorming. Stervormige verspreiding kan al tussen de 170 000 en 1 miljoen jaar geleden begonnen zijn. Bovendien begon de soortvorming binnen de Zilvermeeuwgroep mogelijk al voor het Pleistoceen (dit tijdvak wordt vaak genoemd in de ringtheorie), aangezien er tot deze groep gerekend fossiel materiaal werd aangetroffen in c 4.5 miljoen jaar oude lagen in Noord-Carolina, VS.

Pierre Yésou, ONC-Faune Sauvage, 53 rue Russeil, 44000 Nantes, France
p.yesou@oncfs.gouv.fr

Masters of mystery

299 - 301 Solutions of fourth round 2002: Oriental Pratincole and Tristram's Warbler; Fifth round 2002
Rob van Bemmelen & Dick Groenendijk

DBA-nieuws / DBA-news

302 Betaling van abonnementsgeld voor 2003; Payment of subscription for 2003; Korting op British Birds; Concessionary rate for British Birds; Programma Dutch Birding-vogelweek; Kenmerkengids van Hollandse bodem

Corrigenda

303 Corrigenda
Redactie Dutch Birding

Total Birding

304 - 305 Crunch time
Anthony McGeehan

WP reports

306 - 310 late July-August 2002
Arnoud B van den Berg

Recente meldingen / recent reports

311 - 319 Nederland: juli-augustus 2002
Ruud M van Dongen, Klaas Haas & Peter W W de Rouw
320 - 321 België: juli-augustus 2002
Gerald Driessens

DB actueel

322 - 324 Havikarend op Vlieland [Bonelli's Eagle]; Bruijn's Brush-Turkey comes to life
Feedback?