Steppeklapeksters in Nederland
2 november 2012 · 16270 × bekeken
Steppeklapekster Lanius lahtora pallidirostris, Texel, 29 oktober 2012 (Jankees Schwiebbe)
In het kader van het Jaar van de Klauwieren zullen alle zeldzame klauwieren van de Nederlandse Lijst, maar ook de potentiële 'nieuwe' soorten voor Nederland, worden besproken in een serie artikelen voor de Dutch Birding-website.
De volgende klauwier in deze serie is meteen heel actueel. Op zaterdag 27 oktober j.l. werd op Texel namelijk een Steppeklapekster Lanius lahtora pallidirostris ontdekt, pas de tweede waarneming ooit voor ons land. Deze vogel was op 1 november in ieder geval nog aanwezig.
Steppeklapekster Lanius lahtora pallidirostris, Texel, 28 oktober 2012 (Eric Menkveld)
Dit taxon kent een bewogen taxonomische geschiedenis. Tot nog niet zo heel lang geleden werd hij gezien als een ondersoort van 'onze' Klapekster L. excubitor. Die werd vervolgens opgedeeld in twee soorten, de Zuidelijke Klapekster L. meridionalis en de Klapekster, waarbij de Steppeklapekster een ondersoort werd van eerstgenoemde. Niet lang daarna (en tot voor kort) werd hij ook wel als aparte soort gezien, maar tegenwoordig rekent men de Steppeklapekster ook wel tot één van de ondersoorten van de Aziatische Klapekster L. lahtora.
Voorkomen en trekgedrag
Het broedgebied strekt zich uit over de steppes en woestijnen ten oosten van de Kaspische Zee tot in Mongolië. Vooral de noordelijkste populaties zijn langeafstandstrekkers die de winter doorbrengen van het Midden-Oosten tot in Noordoost-Afrika en Zuid-Azië. Vanaf september worden de broedgebieden verlaten, waar ze in maart-april weer terugkeren (de mannetjes doorgaans een paar dagen eerder dan de vrouwtjes). In zowel de broed- als de wintergebieden hebben ze een sterke voorkeur voor vrij kale, droge gebieden.
Steppeklapekster Lanius lahtora pallidirostris, Kyzylkol, Kazakhstan, 30 september 2008 (Justin Jansen)
De aanwezigheid van struiken is in alle seizoenen belangrijk, want hoe meer struiken hoe meer uitkijkpunten de vogels hebben om naar prooi te speuren en hoe kleiner daardoor het territorium dat de vogels hoeven te bestrijken. Het voedsel bestaat voornamelijk uit grote insecten en kleine dieren als kleine muizen, vogels en reptielen. De Texelse vogel van de afgelopen dagen bleek vooral bekwaam in het vangen van spitsmuizen en woelmuizen, en bestreek een heel klein gebied langs een dijkje, met een paar bomen en struiken.
Steppeklapekster Lanius lahtora pallidirostris met Huisspitsmuis Crocidura russula, Texel, 31 oktober 2012 (Jankees Schwiebbe)
Seizoenspatroon en verspreiding in Europa
Bovengenoemd geval is zoals gezegd het tweede geval voor Nederland, na een 1e winter-vogel die van 4 t/m 23 september 1994 nabij De Cocksdorp (ook op Texel!) verbleef.
In overig Europa zijn t/m 2008 ongeveer 49 Steppeklapeksters vastgesteld, waarvan (maar liefst) 19 in Groot-Brittannië en zeven andere landen. In acht van deze gevallen betreft het waarnemingen in het voorjaar (eind april (2 gevallen), mei (3) en begin juni (2), opvallende genoeg is het merendeel van deze gevallen in Scandinavië gezien. De overgrote meerderheid van de Europese Steppeklapeksters is in het najaar vastgesteld, van één geval in augustus tot begin december. De belangrijkste piek van de waarnemingen ligt in de periode van 20 oktober tot 10 november (15 gevallen). Een enkele keer heeft een vogel een overwinteringspoging ondernomen.
In vrijwel alle gevallen ging het hierbij om vogels in hun eerste winter, met als uitzondering een 1e zomer-mannetje die in juni-juli 2003 op het eiland Man in de Ierse Zee verbleef. Dit beeld past heel goed op onervaren vogels die tijdens najaarstrek (om welke redenen dan ook) van hun zuidelijke koers afdwalen en vervolgens in onze regionen terecht komen.
Bijzonderheden
Net als bij de Bruine Klauwier zit er een duidelijk stijgende lijn in het voorkomen van Steppeklapeksters in Europa, die echter enigszins aan Nederland voorbij is gegaan. Waarschijnlijk kunnen we deze toename (zoals wel vaker) toeschrijven aan de toegenomen veldkennis van een groeiend aantal vogelaars, al is het niet uitgesloten dat de toename reëel is (bijvoorbeeld door een westwaartse uitbreiding van het verspreidingsgebied). Maar daar zijn vooralsnog geen aanwijzingen voor. Men zou dus denken dat we de komende jaren nog meer van deze Centraalaziatische verrassingen mogen verwelkomen. En het feit dat van de acht soorten klauwieren die in Nederland zijn vastgesteld er zeven op Texel zijn waargenomen (al scheelde dat voor de Langstaartklauwier ook niet veel)geeft wel aan waar de kans op herhaling het grootst is.
Steppeklapekster Lanius lahtora pallidirostris, Texel, 22 september 1994 (Arnoud B van den Berg)
Beide Nederlandse gevallen werden in eerste instantie overigens voor onvolwassen Kleine Klapeksters L. minor uitgemaakt. Hiermee vertoont de Steppeklapekster inderdaad wel enige gelijkenis, vooral in het eerste winterkleed. Maar deze laatste onderscheidt zich o.a. door het grotere formaat, lichte teugel, veel meer wit in vleugels (vooral op de handpennen, tertials en armpennen), en staart en het beduidend valere (licht-bruingrijze) voorkomen op de bovendelen.
Enkele van de Steppeklapeksters die in Europa zijn vastgesteld, tenslotte, vertoonden uitzonderlijk tam gedrag. Zo werd een vogel die november 2008 in Lincolnshire, Engeland, doorbracht o.a. gefotografeerd terwijl hij op telescopen en zelfs het hoofd van een waarnemer landde. Ook de Texelse 'Steppeklap' leek zich niets aan te trekken van de bezoekende vogelaars, en ving soms tot op vijf meter van de aanwezige vogelaars zijn prooien.
Steppeklapekster Lanius lahtora pallidirostris, Texel, 30 oktober 2012 (Cock Reijnders)
In deze reeks soortteksten resten nu nog twee klauwierensoorten, en beide zijn ze extreem zeldzaam in Noordwest-Europa. Dus wie weet wordt één van deze twee de kroon op dit (toch al uiterst succesvolle) Jaar van de Klauwieren!
Gert Ottens