Atlas der Brutvögel in Niedersachsen und Bremen 2005-2008
3 oktober 2014 · 7269 × bekeken
Krüger, T., J. Ludwig, S. Pfützke & H. Zang (2014). Naturschutz und Landschaftspflege in Niedersachsen, Heft 48. ISSN 09 33-12 47. Hard kaft, 552 pagina's A4 + 1 dvd. Prijs Euro 29,00. Te bestellen bij webshop.nlwkn.niedersachsen.de.
Nedersaksen (Niedersachsen) is de Duitse deelstaat die grenst aan Noordoost-Nederland. Het is de op een na grootste deelstaat van Duitsland, groter dan Nederland maar met slechts de helft van ons inwonertal. Nedersaksen heeft een grote verscheidenheid aan landschappen. In het noorden zijn de wadden, in het noordoosten de brede Elbe, in het zuidoosten het Harz-gebergte, in het zuiden het heuvelland met de lössgebieden. Verspreid zijn er allerlei heide- en hoogveencomplexen, mooie bossen, uiteraard veel grasland en akkergebieden, en dit alles doorsneden door kleinere rivieren. Pas de laatste tijd raakt Nedersaksen bij grotere groepen Nederlandse vogelaars bekend, met name door de concentraties pleisterende Kraanvogels in de hoogveengebieden bij Diepholz, op anderhalf uur rijden van de grens. Wie er al langer kwam wist bijvoorbeeld de streek rond de middenloop van de Elbe in de oostpunt van Nedersaksen te waarderen. Daar zijn Sperwergrasmus en Ortolaan vrij algemeen. Of neem de Lüneburger Heide, daar broeden nog Klapeksters en Korhoenen. Of de Harz, met Notenkrakers en uilen.
In de periode 2005-2008 is er een vrijwel dekkende broedvogelinventarisatie uitgevoerd in Nedersaksen, in samenhang met het Adebar-project waarin heel Duitsland geïnventariseerd werd. De basis van de inventarisatie is het TK25-kwadrant, dat wordt begrensd door lengte- en breedtegraden in plaats van een kilometernet zoals in Nederland. Een kwadrant meet zodoende ongeveer 5,6 x 5,6 km. De atlas van Nedersaksen is pas in 2014 verschenen. Een atlas van het Adebar-project, dus van Duitsland als geheel, is bij mijn weten nog niet verschenen. Wel zijn er net als in Nedersaksen atlassen bij enkele andere deelstaten voortgekomen uit het Adebar-project.
De inleidende hoofdstukken gaan uitgebreid in op de geografie en de biogeografie van Nedersaksen. Zo is er een kaart met de verspreiding van hoogveen en heide in ca. 1800 en 2006. Een enorme achteruitgang, zoals we die ook kennen van Drente, maar toch met behoud van aanzienlijke restanten hoogveen en heide. Ook is er een kaart met alle 71 EU-vogelbeschermingsgebieden van Nedersaksen. De gezamenlijke oppervlakte daarvan was in 2013 bijna 687.000 ha waarvan bijna 355.000 ha Waddenzee. In het hoofdstuk over de gebruikte methode wordt meteen duidelijk gemaakt dat er een driedeling is gehanteerd in a. een groep van 46 algemene soorten (alleen kwalitatief geïnventariseerd), b. een groep van 44 zeldzame soorten plus koloniebroeders (worden sowieso al gemonitord), en c. de middengroep van 118 soorten die als schaars of vrij algemeen kunnen worden aangeduid en waar tijdens de inventarisatie van 2005 tot 2008 de grootste inspanning voor verricht is, namelijk bijna 50.000 velduren.
Om een idee te geven van de rijkdom aan broedvogelsoorten in Nedersaksen noem ik hier enkele aansprekende soorten uit de middengroep van schaarse tot vrij algemene soorten: Zwarte Wouw (gemiddeld 370 paar), Witgat (190), Ruigpootuil (700), Dwerguil (500), Draaihals (180), Grijskopspecht (540), Klapekster (130), Notenkraker (320), Buidelmees (450), Kuifleeuwerik (60 maar afnemend en alleen nog in het oosten), Krekelzanger (380), Sperwergrasmus (330), Waterspreeuw (550), Kramsvogel (17.000), Grote Gele Kwikstaart (3900), Roodmus (24), Europese Kanarie (12.000), Grauwe Gors (250), Ortolaan (2000 maar afnemend en hoofdzakelijk nog in het oosten). Dit zijn dus cijfers van de periode 2005-2008 en ik vermoed dat het met soorten als Klapekster inmiddels minder goed gaat, maar de cijfers geven uiteraard wel een indicatie. Ook worden vergelijkingen getrokken tussen de inventarisatie van 2005-2008 en de inventarisatie van 1981-1985. Een zeer sterke vooruitgang in die tussenliggende periode was er bijvoorbeeld van Slechtvalk, Dwerguil, Kraanvogel, Zeearend en Blauwborst, en een zeer sterke achteruitgang van bijvoorbeeld Duinpieper, Kuifleeuwerik, Hop, Grauwe Gors en Draaihals. Deze achteruitgang is ons in Nederland niet vreemd, en de vooruitgang van de meeste genoemde soorten ook niet, maar de zeer sterke vooruitgang van Dwerguil is veelbelovend voor de situatie in Nederland.
Een interessante overgang van de inleidende hoofdstukken naar de afzonderlijke soortbesprekingen vormen de stippenkaarten per vogelgroep, zoals weidevogels, moerasvogels, holenbroedende bosvogels, bodembroedende bosvogels, vogels van droge gebieden, etc. De laatste groep, vogels van droge gebieden, is heel interessant: hier is gekozen voor een gezelschap bestaande uit Korhoen, Nachtzwaluw, Bijeneter, Hop, Boomleeuwerik, Paapje, Tapuit en Duinpieper. Een stip geeft aan hoeveel soorten uit dit gezelschap in een kwadrant voorkomen (zie figuur Vögel der Trockenslebensräume). Dan springen de interessantste kwadranten er zo uit, en die liggen voor deze groep niet alleen op de Lüneburger Heide. Ook is er een dergelijke kaart gemaakt voor alle veertien soorten roofvogels. De kwadranten met de meeste soorten roofvogels liggen vooral in het midden, oosten en zuidoosten van Nedersaksen, maar ook in het Emsland, vlakbij Drenthe.
De soortbesprekingen in deze atlas bestaan voor alle 208 soorten steeds uit één pagina tekst en één pagina met de verspreidingskaart (stippenkaart) plus óf een kaart met de veranderingen ten opzichte van 1981-1985 óf voor de algemene soorten een dichthedenkaart (zie figuur Grosse Brachvogel - Wulp). Ook zijn grafieken opgenomen. Bij de stippenkaarten is voor een visueel aansprekende opzet gekozen door niet alleen de grootte maar ook de kleur van de stippen te laten 'oplopen' met de vastgestelde aantallen per kwadrant. De teksten bestaan steeds uit een bespreking van de huidige verspreiding, de aantallen en de areaalveranderingen. De tekstparagraaf met de verspreiding bestaat op zijn beurt steeds uit drie alinea's, waarvan de eerste de zwaartepunten en dergelijke in de verspreiding noemt, de tweede een ruimere blik op de verspreiding van de soort in Duitsland en aangrenzende landen geeft, en de derde de biotopen bespreekt waarin de soort broedt.
Het belang van met name die tweede en derde alinea van de tekst over de verspreiding wil ik hier met voorbeelden illustreren. Zo leren we over Ruigpootuil (zie figuur Raufusskauz) dat de hoogste dichtheden weliswaar in de hogere regionen van de zuidelijke middelgebergten zitten, maar dat in de noordelijke laaglanden, met name de Lüneburger Heide, het grootste aaneengesloten areaal te vinden is. Qua biotoop valt op dat juist bossen met weinig ondergroei (maar rijk aan kleine zoogdieren) het goed doen bij Ruigpootuil. Deze twee bevindingen (het grote areaal in de laaglanden en de ondergroei-arme bossen) geven hoop dat de soort ook in Nederland kan aanslaan. Opvallend op de verspreidingskaart van Ruigpootuil is in elk geval de geïsoleerde voorpost van drie kwadranten bij Meppen, vlak over de Nederlandse grens ter hoogte van Emmen. Voor Dwerguil geldt ongeveer eenzelfde verspreiding als voor Ruigpootuil, dus met zwaartepunten in de zuidelijke middelgebergten en in de Lüneburger Heide. Een voorpost vlakbij Nederland ontbreekt nog, maar er zijn enkele bezette kwadranten bij Osnabrück, ook niet ver van Nederland. Dwerguil doet het vooral goed in structuurrijke sparrenbossen met open plekken.
Uiteraard is deze atlas ook van belang voor de aansluiting op inventarisatiegegevens in Noordoost-Nederland. Sovon zal er zeker blij mee zijn, maar ook zullen inventariseerders en andere vogelaars in de buurt van de Duitse grens alert zijn op soorten die vlakbij in Duitsland broeden. De reislustige vogelaar (en dat zijn er steeds meer) zal de atlas vooral gebruiken om gericht de betere vogelplekken in Nedersaksen op te zoeken, niet alleen in de buurt van Nederland, maar ook in het oosten en zuiden van deze deelstaat. Veel van de 'leukere soorten' die ik hierboven noemde in de categorie schaars tot vrij algemeen, kennen relatief grote dichtheden aan de oostgrens van Nedersaksen, van de Elbe tot de Harz. Dat verbaast natuurlijk niet, want daar zit je al in de overgang naar Oost-Duitsland, dat gelukkig nog steeds veel grote en goede vogelgebieden heeft. Voor zulke vogeltochten in Nedersaksen is het gebruik van de vogelgebiedengids 'Vögel beobachten in Nord-Deutschland' (Moning & Weiss) zeker aan te bevelen, alleen al vanwege de prima kaartjes. Ook gebruik ik nog steeds het Nabu-Sonderheft uit 2000 getiteld 'Wichtige Brut- und Rastvogelgebiete in Niedersachsen'. Dit dus allemaal naast de nieuwe atlas, waarvan ik wel hoop dat de gegevens uit 2005-2008 nog redelijk actueel zijn. Dat valt deels te checken door van doelsoorten het recente voorkomen in ornitho.de te peilen, hoewel dat net als waarneming.nl geen systematische maar een grotendeels anekdotische bron is (anekdotisch in de zin van toevallige waarnemingen). Toch, als je je afvraagt of de atlaskaart van Klapekster of Ortolaan nog enigszins actueel is, kun je daar als geregistreerde gebruiker van ornitho.de wel redelijk achter komen. Ortolaan broedde in Nedersaksen in 2014 nog op veel plaatsen langs de middenloop van de Elbe, maar voor Klapekster ziet het er somberder uit dan in de atlas, hoewel er ook in 2014 nog steeds broedgevallen gemeld worden uit de Lüneburger Heide en ook uit westelijker gebieden. Maar waarschijnlijk worden in ornitho.de lang niet alle bekende broedgevallen van Klapekster gemeld.
Bij de atlas zit een dvd met de complete inhoud van de atlas als pdf, en nog eens afzonderlijke pdf's van alle 208 verspreidingskaarten. Bij elk van die 208 kaarten kun je allerlei lagen aanzetten, zoals een laag met de EU-vogelbeschermingsgebieden, en/of een laag met alle sinds 1800 verloren gegane heide- en hoogveengebieden. Bij kaarten van algemene soorten, dus met veel dikke stippen, zijn de extra lagen niet erg zinvol (het beeld loopt dicht), maar voor de schaarsere soorten is het heel informatief. Zo zie je dat de resterende Klapeksters in 2005-2008 vooral in de restanten van de grootste voormalige hoogveen- en heidegebieden broedden.
Al met al is dit degelijke en omvangrijke boekwerk, ondanks de vertraging waarmee het is uitgekomen, de prijs van 29 euro zeker waard. Lang niet iedereen is de taal van ons buurland machtig, maar de kaarten laten natuurlijk wel de belangrijkste informatie zien. Of de atlas ook in de Nederlandse boekhandel te verkrijgen zal zijn weet ik niet. De webshop van Niedersachsen heeft mij desgevraagd verzekerd dat de verzendkosten van slechts Euro 2,50 ook gelden voor verzending naar Nederland. Kijk op http://webshop.nlwkn.niedersachsen.de/ en vul links bij Schnellsuche 'atlas' in dan ben je gelijk op de goede plek.
John van der Woude