Fitis
Phylloscopus trochilus · Willow Warbler
Datum | 19 October 2019 |
---|---|
Locatie | Schiermonnikoog - Westerstrand |
Fotograaf | Julian Bosch |
Bekeken | 7059 × |
Afgelopen zaterdag stootte ik met Robert van Tiel deze Phylloscopus met kenmerken van acredula/yakutensis op uit het helmgras van het Westerstrand op Schiermonnikoog. In vlucht was het direct een opvallend beest vanwege het ‘koude voorkomen’ en de opvallende wenkbrauwstreep. De vogel bleef bijna continu op het duinzand tussen het helmgras skulken. De poten (met name de voetjes) en snavel waren opvallend oranje. Bovendien oogde de snavel wat langer en ietwat gebogen vergeleken met de andere Fitissen die ik dit najaar zag. Vraagteken is uiteraard op zijn plaats; er zijn immers nog geen diagnostische kenmerken om acredula/yakutensis te onderscheiden van trochilus. Andere meningen zijn uiteraard welkom! |
Discussie
Julian Bosch
·
22 October 2019 22:41
Meer (lees slechtere) foto's zijn hier te vinden.
Maarten Wielstra
·
23 October 2019 07:38, gewijzigd 23 October 2019 07:40
Misschien blijkt dit ooit de nieuwe Ijslandse Koperwiek. Mij valt ook de snavelvorm op vaker bij late fitissen (kuikensnavel effect), maar net als bij Ijslandse k. snavelvorm zal dit moeilijk hard te maken zijn. Verder ook weer opvallend hoe deze "morpht" (kom maar Wim...) van koudgrijs naar brubobruin (Frank...). Dwingt ons om beter naar variatie gewone Fitis te gaan kijken, alsook naar vale gewone Fitissen in hun overwinteringsgebied Riep deze vogel?
Albert Noorlander
·
23 October 2019 09:07
Ik heb begin jaren 80 een dergelijke Fitis gezien op St. Mary's, Scilly islands. Dit was begin november (volgens mij zagen we toen ook twee Bijeneters in de top van een boom zitten terwijl er nog een Boomvalk voorbij vloog). De Fitis was eveneens vaalgrijs met een zeer lange handpenprojectie. Op de grote vleugeldekveren was een dun vaag vleugelstreepje te zien. Door veel Britse vogelaars werd deze toen als yakutensis bestempeld.
Thijs Fijen
·
23 October 2019 11:04
Recentelijk kwam een studie uit naar de phenotypische en genetische variatie in de Fitis ondersoorten. De studie is hier openbaar beschikbaar. Resultaten in een notendop en erg platgeslagen: er is variatie, maar het lijkt allemaal geleidelijk en niet diagnostisch. Grootste verschil is tussen trochilus en acredula/yakutensis, maar die laatste twee overlappen te veel in phenotype en genetica.
Peter de Knijff
·
23 October 2019 13:02, gewijzigd 23 October 2019 13:07
De Fitis is een schoolvoorbeeld van een soort waarvan de ondersoorten genetisch (zowel in het mtDNA als autosomal DNA) niet of nauwelijks verschillen, terwijl er wel - zij het soms moeilijk bruikbaar in het veld - subtiele verschillen in biometrie en kleed zijn.
In het mtDNA verschillen de drie ondersoorten trochilus, acredula en yakutensis niet. Er zijn wel autosomale verschillen tussen enerzijds trochilus en anderzijds acredula/yakutensis. Vleugellengte en vooral staartlengte zijn in yakutensis beduidend langer dan in de twee andere ondersoorten, maar er is wel overlap. Het volledig ontbreken van enig geel op de borstveren wordt bij meer dan 95% van alle (mannetjes) exemplaren bij yakutensis aangetroffen, terwijl dit bij ca. 1 – 5 % van de examplaren van trochilus en acredula wordt waargenomen.
Dus, een fors lijkende fitis met spierwitte borst is een goede kandidaat voor yakutensis. Met een vleugel van 72mm of langer, en een staart van 55mm of langer, wordt de kans dat het een yakutensis is nog groter. Als een DNA test dan ook nog laat zien dat het een acredula/yakutensis is, verkrijg je de hoogst haalbare zekerheid op dit moment. Deze zekerheid is niet 100%!
Het onderscheiden van trochilus en acredula en beduidend moeilijker maar volgens mij niet totaal onmogelijk als de vogel is gevangen en er biometrie en DNA-bewijs is. Staffan Bensch beschreef de subtiele verschillen tussen acredula en trochilus al in 1999, in samenhang met de subtiele autosomale DNA-verschillen, en wijst erop dat in het verspreidingsgebied van trochilus exemplaren voorkomen welke in het kleed niet van een typische acredula is te onderscheiden. Frank Neijts heeft daar fraaie voorbeelden van vastgelegd. Het tegenovergestelde komt echter ook voor.
Een en ander maakt de veldherkenning van deze drie ondersoorten van de Fitis erg moeilijk, zo niet onmogelijk. Zelfs bij goed gedocumenteerde vangsten met DNA-onderzoek zal het niet altijd zeker zijn. Een project om e.e.a. bij de in Nederland bemonsterde Fitissen te reconstrueren zal in de loop van volgend jaar worden afgesloten.
Overigens, Russen onderscheiden ook nog steeds twee andere, door Salomonsen in 1928 beschreven ondersoorten van de Fitis: Ph. t. fitis uit Duitsland en Ph. t. eversmanni uit west Siberië.
Maarten Wielstra
·
23 October 2019 15:05
Zijn er vocale verschillen bekend? Zou digitaal nog onderzocht kunnen worden wellicht. (Not me)
Peter de Knijff
·
23 October 2019 15:16
Geen idee, ik zal het Staffan vragen.
Julian Bosch
·
25 October 2019 02:48
@Maarten, vogel riep eenmaal in vlucht; klonk niet anders dan ik van Fitis gewend ben (huwiet). Het roepje stond helaas niet op de opname van de recorder die op dat moment liep.
Peter de Knijff
·
31 January 2023 13:45
Hier een nieuwe vrij toegankelijke studie met fascinerende resultaten betreffende ondersoort-specifieke trekverschillen welke genetisch zijn vastgelegd. Drie (complex qua analyse in het lab, twijfelachtig of dat uit een veertje gaat lukken) autosomaal vastgelegde verschillen tussen trochilus en acredula blijken perfect de ondersoort-specifiek verschillende trekroute te voorspellen. Dit verhaal heeft het niet over yakutensis (volgens mij genetisch identiek aan acredula), overigens.
Wim Wiegant
·
31 January 2023 20:03
Peter,
Is dit niet triviaal (in de wetenschappelijke betekenis)...?
Je zou toch denken dat geografische scheiding, die kan leiden tot verschillen in trekweg, ook vroeger of later tot genetische scheiding zou leiden?
Ik zal het wel weer helemaal mis hebben, en ...
we zien elkaar zaterdag!
George Sangster
·
31 January 2023 21:03
Hier nog een artikel van hetzelfde team in hetzelfde tijdschrift.
Wim Wiegant
·
31 January 2023 23:04, gewijzigd 31 January 2023 23:09
George,
Matig interessant artikel...!
Ik ben geen genetisch bioloog, maar na de eerste zin van de samenvatting heb ik opgegeven. De wil om samen te vatten overheerst de wil om uit te leggen. Je wordt meteen in een woud van geheimtaal getrokken.
"Structural rearrangements in the DNA have been shown to be important in local adaptation and speciation of bird species, but have been difficult to reliably identify and characterize in non-model species assumed to be not modelling for the DNA in all other bird species.
De cursiveringen zijn stukjes tekst die best ingevoegd hadden mogen worden en zijn van mij. Zonder de invoegingen (die best niet helemáál correct kunnen zijn) is het allemaal onbegrijpelijke wartaal...
Peter de Knijff
·
1 February 2023 08:18
Ik vind het fascinerend leesvoer Wim. Het is een soort van culminatie van 25 jaar onderzoek naar de drie Fitis ondersoorten, met af en toe wat nuttige Tjiftjaf informatie op de achtergrond.
En ja, het is complex, maar dat is nu eenmaal zo met dit soort genoomevolutie studies. Uiteindelijk is het niets meer dan een rijtje programma’s waarmee je de enorme brij van genetische data kunt analyseren. Je leert het in een dag of wat.
George Sangster
·
27 June 2024 12:53
Andersson, JE, Lehikoinen, P, Berdougo, M, Jolkkonen, J & Bensch, S 2024. A hybrid population of Willow Warblers in the Åland Archipelago. J. Ornithol. 165: 835–840.
Differences in migratory behavior have been suggested to drive speciation, but the genetics underlying this process remain unknown. Identification and study of migratory divides can help us understand how differential migration can lead to reproductive isolation. Here, we genotyped Willow Warblers Phylloscopus trochilus, from the Åland islands, located in between the ranges of the differentially migrating subspecies P. t. trochilus and P. t. acredula. We found that Willow Warblers on the Åland islands were genetically intermediate to allopatric populations of both parental subspecies, providing evidence that the islands constitute a previously unknown hybrid swarm, likely to be a migratory divide.
Peter de Knijff
·
27 June 2024 19:31
Gelukkig, eindelijk verschenen, zat al lang in de pijplijn. Nu nog proberen alle Nederlandse en Duitse Fitis veertjes te determineren. Gaat er hopelijk toch nog van komen.
Maarten Wielstra
·
27 June 2024 21:29
Cool! Zo zijn er vast ook voorbeelden van hybride zwermen te ontdekken die inmiddels standvogel zijn geworden? (En andersom misschien ook "hybride zwerm" standvogels die een ancient ship assisted oorsprong zouden kunnen hebben?)
Peter de Knijff
·
27 June 2024 21:42
Zo’n zelfde scheiding is er ook bij onze Tjiftjaf, een soort waar veel nog niet van bekend is. Volgens mij weet niemand exact waar in continentaal Europa nominaat en abietinus elkaar tegenkomen en of er een zelfde soort overgangszone tussen die twee is zoals tussen abietinus en tristis. Nog fascinerender is de complexe contact zone tussen de drie Kaukasus taxa brevirostris, caucasicus en menzbierii. Er is nog erg veel te ontdekken dus.
Gebruikers van het forum gaan akkoord met de forumregels.